....................
ANLOOËRDIEPJE. .. 9 km = .. 2½ - 4½ uur

Samenvatting wandelroute:
De wandeling vanuit het esdorp Anloo voert over een zandweg
aan de noordzijde langs het beekdalletje van het Anlooërdiepje
De hooilandjes zijn hier nog steeds omzoomd door houtwallen. Dit geeft het beekdalletje een intiem, besloten karakter (kamertjeslandschap).
In het moerasbos van de Burgvallen lopen we over een schitterend paadje langs de beek. Zeer mooi !.
Ook kun je daar in mei over een pad zuidwaarts een stukje door een hooilandje lopen. Zie stippellijntje in mijn kaart.
Tot slot komen we over een houten vlonderpad vlakbij de plaats waar het zijbeekje Anlooërdiepje uitmondt in het Oudemolensche Diep.
Maak een kleine omweg langs de drie grafheuvels.
Ze zijn erg mooi gelegen op hogere grond direct langs het beekdal.
Vervolgens lopen we over de Gasterse Duinen. Dit is een heideterrein met hoge stuifduinen.
Hier zie je langs de route gelukkig geen gras, maar nog steeds Struikhei. Een topje van een stuifduin biedt een mooi uitzichtpunt.
Als kers op de taart hierna een hunebed. Het is wel een klein en onvolledig.
Tot slot weer langs het beekdal van het Anlooërdiepje terug, nu echter aan de zuidzijde.

. . Anlooërdiepje . . 9 km = . 2½ - 4½ uur

Bron: www.topotijdreis.nl/
Er is geen horeca onderweg. Daarom heb ik alle banken in de kaart gezet, zodat je een of meerdere mooie pauzepunten kunt plannen.



Pdf met routebeschrijving en kaart:

Deze kun je gratis downloaden op:
www.natuurinnederland.nl/NiN_wandelingen.html

Weet je niet veel van wilde planten, paddestoelen en vogels, laat je dan niet door de vele namen in de teksten afschrikken. Sla die opsommingen maar gerust over. Deze wandelingen behoren namelijk ook landschappelijk tot de mooiste van Nederland. Dus zonder die biologiekennis valt er toch veel te genieten.


Gratis App:
De nieuwe app voor iPhone en Android smart phones voert je met de gps van je mobiel en een overzichtelijk kaartje door de natuur langs juist die punten waar iets moois valt te beleven.
Bij ieder punt wordt verteld wat er te zien, te horen of te ruiken valt. Je hoort dan ook de vogels of kikkers op die plek of je kunt de afbeeldingen bekijken van de wilde planten die hier groeien.
www.natuurinnederland.nl/NiN_app.html . Reuze handig.

 

Lengte en tijdsduur: 9 km = 2½ tot 4½ uur.
Bijna 2½ uur zuivere looptijd.
Wil je ook aandacht schenken aan vogels en planten dan komen er
enkele uren bij.

 

Zwaarte:
Lichte wandeling.

 

Korte paadje door de Burgvallen:
Na regen kan dat pad modderig zijn. Je hebt niet per se laarzen nodig. Hoge, dichte wandelschoenen is voldoende.

 

Begin- en eindpunt:
Bij het kerkje in Anloo.


Géén routemarkering in het terrein:
Dus routebeschrijving en kaart lezen , en/of je App gebruiken.


Beste periode:
In de winterperiode oogt het gebied kaal door de weinige groenblijvende planten.
Kom hier daarom pas
na half april als de struiken blad beginnen te krijgen en de voorjaarbloeiers te voorschijn komen.
Een goed moment om de hooilandjes bloeiend te zien is eind mei.
De meeste foto's heb ik toen genomen.



Horeca is onderweg afwezig:
Daarom heb ik alle banken in de kaart getekent, zodat je een of meerdere pauzepunten kunt plannen.



ANWB Campings:
Zie voor een overzicht anwb.nl/drenthe



Wildkamperen:
Een nachtje bivakkeren ('s avonds de trekkerstent opzetten en 's morgens weer afbreken) is geen probleem in dit gebied.

 

Drentsche Aa-gebied:
Hier vind je nog een mooi esdorpenlandschap. Denk daarbij aan:
dorpjes met rietgedekte boerderijen tussen hoogopgaand eikenhout,
essen,
groenlanden (wei- en hooilanden) in de beekdalen met daarin ook
... kronkelende beekjes,
heide
bos.

Anlooërdiepje:
dit is een zijbeekje van het Oudemolensche Diep
(en
deze laatste is een van de middenlopen van de
Drentsche Aa
)

.
Het beekdalletje van het Anlooërdiepje is begroeid met grassen en zeggen
Door de vele houtwallen heeft het smalle dalletje
een intiem, besloten karakter.

..
Het Anlooërdiepje vroeg in het voorjaar slingerend over haar smalle dalbodem.


In het smalle beekdalletje zijn de meeste houtwallen nog intact. Ze verdelen het beekdal in groene kamers. We spreken daarom ook wel van een ‘kamertjeslandschap’.
Veel dwarswallen lopen hier helemaal door tot aan het beekje. Dit is bijzonder.
Bij de meeste andere beekdalen zijn vlak bij de beek geen houtwallen meer, maar sloten. De reden is dat het Anloërdiep over de hele breedte van het beekdal uit zand bestaat en niet uit veen. Dat is een unieke situatie. Is er geen zand maar veen, dan vervullen slootjes de functie van perceelafscheiding.


Anlooërdiepje, beekdalletje met fraaie houtwallen:
Dit landschap lijkt oeroud, maar is in feite erg jong. De houtwallen zijn aangelegd bij de verdeling van de marken halverwege de negentiende eeuw. Nu vormen ze prachtige coulissen met mooie doorkijkjes naar het beekje.


Drentsche Aa:
De Drentsche Aa is niet één afzonderlijke beek met haar zijbeken, maar een heel stelsel van beken. Het begint in het midden van Drenthe, groepeert zich wat verder noordelijk in twee hoofdtakken:
... westelijke tak t/m Taarlosche Diep en
... oostelijke tak t/m Gastersche Diep
Ze komen uiteindelijk bij Oudemolen samen en gaan verder als Oudemolensche Diep, daarna Schipborgsche Diep, etc. in een lange kronkelige hoofdloop richting de stad Groningen.
Aa betekent 'stromend water' en omdat er in Nederland meerdere Aa's voorkomen, spreken we ter onderscheid hier van Drentsche Aa.
De beken en zijbeken zijn vernoemd naar het dichtstbijzijnde dorp/veld. Pas in de buurt van Groningen heet de beek Drentsche Aa.

.

 

 

 

Wandelend over de zandweg langs de grenswal
(eind mei)

Het eerste wat opvalt is de zeer grote variatie aan boom- en struiksoorten.
Van de kruidachtige planten zag je eind mei in bloei: Fluitekruid, Dagkoekoeksbloem, Grote muur en diverse boterbloemen.


Kijkend over de grenswal (houtwal evenwijdig aan het beekdal) naar een hooilandje met erachter een van de vele dwarswallen (houtwallen die naar de beek toelopen).
Het hooilandje is geel van de boterbloemen.
Rechtsonder zie je in de berm de witte schermen van Fluitekruid
.
Dit is een stikstofminnend ruigtekruid (net als Grote brandnetel en Zevenblad).
De naam Fluitekruid zou duiden op de mogelijkheid van de holle stengel een fluitje te snijden.


Dagkoekoeksbloem. Deze heeft (in tegenstelling tot de Echte koekoeksbloem) haar kroonbladen niet in vieren gespleten.


Grote muur.

Er zijn meerdere soorten boterbloemen. Hier op de foto zie je de Scherpe boterbloem.

 

 

Bloemrijk hooiland, eind mei:

Bloemrijk hooiland bevat naast grassen veel meerjarige bloemen.
Die bloemenpracht is vooral te danken aan het consequente verschralende beheer. De landjes worden één keer per jaar gemaaid en het gemaaide gras afgevoerd. Er komt geen mest op het land. Want hoe armer de grond, hoe rijker de plantengroei.
In feite kopieert men daarmee de landbouwmethode uit de tijd voor de kunstmest. Toen gebruikten de boeren het grasland langs het beekje om er het hooi te winnen, waarmee ze hun vee de winter doorhielpen. Mest kwam er toen ook niet aan te pas.
De landbouwmethode van toen is het natuurbeheer van nu.

In de hooilandjes groeien planten waar de liefhebbers van watertanden. Eind mei waren te zien: Echte koekoeksbloem,
Scherpe boterbloem en Brede orchis.
Eind mei zijn de grassen in de meeste hooilandjes al zo hoog dat de orchissen er in verscholen zitten. De andere twee zijn wel duidelijk zichtbaar en kleuren het grasveld geel of rose.


Echte koekoeksbloem.
Haar kroonblad is in vieren gespleten, waardoor ze op een gebarsten ballon lijkt.
Dit is bij uitstek een plant van de natte hooilanden. Je ziet hem daarom niet in de berm van de zandweg (Daar zag je overal de Dagkoekoeksbloem).


Brede orchis

 

 

De Burgvallen:


Blauwgrasland in de Burgvallen met het paadje.
Linksonder zie je klein enige Brede orchissen.


Een kronkel van het Anlooërdiepje in het moerasbos van de Burgvallen.

 

 

Uitmonding Anlooërdiepje:

.
Houten vlonderpad bij de plaats waar de zijbeek ( Anlooërdiepje ) uitmondt
in de beek Oudemolensche Diep (lokale naam van Drentsche Aa).
Hier heb je bloemrijke, ruige graslanden.
Rond begin juni staan hier bloeiende orchideeën, vooral de Brede orchis.

 

Drie grafheuvels (tumuli):

Aan de oostzijde langs het Oudemolensche Diep liggen drie grafheuvels. Ze stammen uit de Nieuwe Steentijd en/of Bronstijd.


Twee van de grafheuvels op de hogere grond vlak bij het beekdal.
De linker is twee meter hoog.
Wat verder noordoostwaarts ( niet op deze foto ) zie je in het terrein
een derde exemplaar met een grote boom erop.

 

 

Gasterse Duinen:

De Gasterse Duinen, de naam zegt het al, is een oud stuifzandgebied. Het is ontstaan door overbegrazing en intensief verkeer van de karren, die de heide stukreden. Het stuifzand bedreigde het dorp Gasteren, dat zich beschermde door het aanplanten van Grove dennen.
Tegenwoordig vind je hier heide en bos.

Ooit maakten de plassen in het gebied deel uit van de loop van het Gastersche Diep. Daarom liggen ze in elkaars verlengde.
In lang vervlogen tijden is de loop gedeeltelijk dicht gestoven, waardoor er twee grote plassen overbleven. Deze groeiden door de tijd heen dicht met veen. Het werden veentjes. Later zijn ze afgegraven en ontstonden de huidige plassen.
Langs de rand van het Achterste Veen ligt een brede gordel van Gagel.

Het hele jaar door worden de Gasterse Duinen begraasd door een twintigtal Schoonebeker heideschapen, de laatste jaren geholpen door een stuk of wat Schotse hooglanders.
Het pijpenstrootje dat indertijd vrijwel de hele Gasterse Duinen bedekte, is behoorlijk op zijn retour en de duinen zijn weer met prachtige heide bedekt. Ook worden regelmatig gedeelten van de heide gemaaid ofgeplagd.
Op en rond de plassen broeden veel vogelsoorten, waaronder Dodaars en Zomertaling.
In het voorjaar trekken veel padden naar dit gebied om zich voort te planten.

.
De Gasterse Duinen is een stuifduingebied begroeid met heide.
.. Het kent daardoor veel meer reliëf dan het Ballooërveld.

Veentjes:
Fysisch geografisch zijn er verschillende typen veentjes te onderscheiden en de oorsprong hiervan is grotendeels terug te voeren naar de laatste ijstijd.

1. De relatief ondiepe uitblazingskommen in het dekzand.
Dit zijn geïsoleerde laagten in de dekzandduinen uit de laatste ijstijd, waaronder een slecht doorlatende laag ligt. Hierop wordt het regenwater als in een afwasteil verzameld en vastgehouden.
Deze veentjes zijn meestal ondiep, waardoor ze vrij snel konden verlanden. Dat wil zeggen: volgroeien met veen.
Een groot deel van de veentjes in het stroomgebied van de Drentse Aa zijn uitblazingskommen.

2. De pingo-ruïnes.
Dit zijn de restanten van ijsheuvels (pingo’s) uit de laatste ijstijd.
Deze heuvels waren in feite dikke en ronde, door grondwater gevormde ijslenzen, bedekt met een relatief dunne laag grond.
Bij de groei van de ijslens werd de ondergrond uit elkaar geduwd.
Bij het smelten van de ijskern, gleed de bovengrond af en wat uiteindelijk overbleef was een meestal diep en min of meer rond gat, omgeven door een wal.
Van de 77 veentjes zijn ongeveer 12 als pingo-ruïne benoemd, maar nader onderzoek zal waarschijnlijk aanwijzen dat dit aantal groter is.
Een mooi voorbeeld uit het gebied van de Drentse Aa is het Taarlose Veentje tussen Taarlo en Loon.

3. Dit type is ontstaan als oude stroomgeulen van de Drentse Aa.
Het Voorste en Achterste Veen bij Gasteren zijn waarschijnlijk de restanten van een stroomdal uit de voorlaatste ijstijd die tijdens de laatste ijstijd gedeeltelijk met dekzand is opgevuld en daardoor van de Drentse Aa is gescheiden.

https://noorderbreedte.nl/2007/10/01/fascinerende-veentjes/

 

 

Hunebed D10 Gasteren: klein en onvolledig.

Het ligt in de Gasterse Duinen, oostelijk van de weg van Gasteren naar Oudemolen.
Met oorspronkelijk 4 dekstenen is het een klein hunebed.
Van die vier zijn er nu nog maar twee over.

Ik geef hieronder over het hunebed achtereenvolgens:
een driedimensionaal model,
een foto noordwaarts kijkend en
een foto oostwaarts kijkend.
Onder die drie afbeeldingen zet ik telkens dezelfde compacte tekst over haar

1. Kamer, 2. Korte gang, 3. Ovale steenkrans.
Vergelijk telkens de afbeelding en de tekst om een indruk te krijgen.


.
Hunebed D10 Gasteren:
...... bovenaanzicht van een driedimensionaal model: hunebeddeninfo.nl
1. Kamer:
.....
Oorspronkelijk aantal.... dekstenen d = 4...... ..zijstenen z = 7
...... ...sluitstenen s = 2
..... Zoals gebruikelijk behoren de dekstenen aan de uiteinden niet tot
......... een triliet-constructie. Zij rusten namelijk niet alleen op 2 zijstenen
......... maar ook nog op een sluitsteen.
......... De middelste deksteen is , zoals hij hier ligt ook geen deel van een
......... triliet-constructie Hij rust op drie zijstenen.
......... Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat dit zijn oorspronkelijke plaats was, want
......... er blijft te veel ruimte tussen de linkse twee dekstenen.
2. Korte gang ( in witte rechthoek): afwezig
3. Ovale steenkrans: zoals meestal afwezig.
......... ( Bij steenroof in het verleden verdwenen de kleinere stenen als eerste.
....... Denk aan de stopstenen, de gangstenen en de kransstenen )


.
Noordwaarts kijkend
.
1. Kamer:
....
Oorspronkelijk aantal.... dekstenen d = 4...... ..zijstenen z = 7
...... ...sluitstenen s = 2
.... Zoals gebruikelijk behoren de dekstenen aan de uiteinden niet tot
......... een triliet-constructie. Zij rusten namelijk niet alleen op 2 zijstenen
......... maar ook nog op een sluitsteen.
......... De middelste deksteen is , zoals hij hier ligt ook geen deel van een
......... triliet-constructie Hij rust op drie zijstenen.
......... Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat dit zijn oorspronkelijke plaats was, want
......... er blijft te veel ruimte tussen de linkse twee dekstenen.
2. Korte gang ( in witte rechthoek): afwezig
3. Ovale steenkrans: zoals meestal afwezig.
......... ( Bij steenroof in het verleden verdwenen de kleinere stenen als eerste.
....... Denk aan de stopstenen, de gangstenen en de kransstenen )


.
Oostwaarts kijkend.
1. Kamer:
.....
Oorspronkelijk aantal.... dekstenen d = 4...... ..zijstenen z = 7
...... ...sluitstenen s = 2
.... Zoals gebruikelijk behoren de dekstenen aan de uiteinden niet tot
......... een triliet-constructie. Zij rusten namelijk niet alleen op 2 zijstenen
......... maar ook nog op een sluitsteen.
......... De middelste deksteen is , zoals hij hier ligt ook geen deel van een
......... triliet-constructie Hij rust op drie zijstenen.
......... Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat dit zijn oorspronkelijke plaats was, want
......... er blijft te veel ruimte tussen de linkse twee dekstenen.
2. Korte gang ( in witte rechthoek): afwezig
3. Ovale steenkrans:
zoals meestal afwezig.
......... ( Bij steenroof in het verleden verdwenen de kleinere stenen als eerste.
.............Denk aan de stopstenen, de gangstenen en de kransstenen)

 

 

 

. Wat is een hunebed:

.

Hunebedden zijn de oudste, zichtbare archeologische monumenten van Nederland.
Ze stammen uit de Nieuwe Steentijd ongeveer 3000 voor Chr.

Het zijn groepsgraven van een prehistorische boerencultuur
(de eerste boeren in Drenthe).
Deze cultuur dankt haar naam, Trechterbekercultuur, aan de karakteristieke vorm van het aardewerk dat in grote hoeveelheden in de hunebedden is aangetroffen.
Ooit was deze Trechterbekercultuur over een groot deel van Noordwest-Europa verspreid. We zien dan ook vlak over de grens in de Hümmling vergelijkbare grafmonumenten. 

De grote zwerfstenen die voor de bouw gebruikt werden, zijn aan het einde van de voorlaatste ijstijd, het Saalien (ca. 150.000 jaar geleden), met het landijs vanuit Scandinavië aangevoerd.

De meeste hunebedden zijn onvolledig, doordat later alle kleinere stenen (stopstenen, steenkrans) en de dekheuvel zijn verwijderd. Van het hunebed bleef dan slechts een geraamte over van grote keien.
Hunebedden waren in feite de oudste grafheuvels die we kennen.
Bij sommige hunebedden is de aanzet van die dekheuvel nog te zien.

In totaal zijn er nog 53 zichtbare hunebedden in Nederland.
Naast de 52 Drentse hunebedden ligt er nog 1 in Noordlaren (Gr.)
Ze liggen in wettelijk beschermde hunebedreservaatjes.
Van tientallen andere is bekend waar ze gestaan hebben, maar die zijn nu verdwenen.


Hieronder zie je mijn tekening van een middelgroot hunebed met alles erop en eraan.

.
Vooraanzicht en plattegrond van een middelgroot hunebed (6 dekstenen).
Deze tekeningen zijn schematisch.
.... Een realistische plattegrond zie verderop bij hunebed D53 Havelte-West.

In het midden van de zuidelijke lange zijde kwam de
korte gang naar de kamer.
.. Deze korte gang bestond bij een middelgroot hunebed uit
...2 paar gangzijstenen met 1 gangdeksteen op het eerste paar.
De dekheuvel bestond uit aarde ( of toch ook stenen ? zie foto verderop )
Rond de voet van de dekheuvel liep een
ovale steenkrans.
.... Deze bestond uit enkele tientallen staande kransstenen ( k ).


T-vormige ganggraven:
Onze hunebedden behoren tot het type 'T-vormige ganggraven'.
ganggraven, omdat ze een gang hebben.
T-vormig, omdat de plattegrond (van de kamer met korte gang)
de vorm van een hoofdletter T met een korte stam heeft.
Zie plattegrond hierboven.

1. Kamer:

Hunebedden hebben een rechthoekige kamer van grote zwerfkeien.
Ze zijn gebouwd van 2 oost-west gerichte evenwijdige rijen zijstenen, waarbij 2 tegenover elkaar gezette zijstenen telkens 1 zware deksteen dragen ( trilieten = groepjes van 3 stenen ).
Omdat de eerste en de laatste triliet gemakkelijk om kunnen vallen,
zette men daar geen triliet, maar een groepje van 4 stenen.
(de deksteen rust daar niet alleen op de 2 zijstenen, maar ook op
een sluitsteen ).
Je hebt nu een rechthoekige kamer gekregen met muren en een dak.
Om te verhinderen dat regenwater de kamer insijpelde, vulde men
de gaten tussen zijstenen met stopstenen op.
Deze stopstenen bestonden uit platte stukken gespleten graniet
(zie foto verderop ).
Ook de openingen tussen dekstenen werden afgedekt door platte stenen.
Aan de buitenkant kwam daarover waarschijnlijk een leemlaag en
daar weer overheen een ovale dekheuvel. Deze dekheuvel is nu
meestal verdwenen.
De keienvloer in de kamer lag lager dan het maaiveld en was bedekt met een laag granietgruis.

2. Korte gang:

De kamer is toegankelijk via een korte gang meestal in het midden van de lange zijde en bijna altijd gelegen aan de zuidkant.
Deze korte gang staat haaks op de kamer.
Ze bestaat uit 1 tot 2 paar gangzijstenen, al of niet met 1 gangdeksteen. ( De kleine hunebedden met kamers van 2 of 3 dekstenen hebben slechts een ingang zonder gang.)
De zwerfkeien van de korte gang zijn minder groot dan die van de
kamer. Je moet dan ook kruipend door de korte gang de kamer in.
Of en hoe de ingang werd afgesloten weet men niet.
Een drempelsteen lag in de ingang tussen de zijstenen.
Onze hunebedden behoren tot het type T-vormige ganggraven.
ganggraven omdat ze een gang hebben.
T-vormig omdat de plattegrond van de kamer met korte gang
de vorm van een hoofdletter T met een korte stam heeft.

3. Ovale steenkrans:

Over het hunebed werd een ovale dekheuvel opgeworpen.
(De ovale dekheuvel was misschien niet bij alle hunebedden
van zand. Zie bijv. Im Moor versunkene Hünengräber.
Het zou mij niets verbazen als in een aantal gevallen ook de
in Drenthe de ovale dekheuvel uit kleine stenen bestond, maar die
later ook weer als eerste geroofd werden.
Dikwijls omgaf een ovale steenkrans de heuvelvoet.
Deze krans van stáánde stenen sloot aan op de korte gang en
vormde een boog rond de voet van de ovale dekheuvel.


Hunnebedden zijn aanvankelijk gebruikt voor bijzetting van onverbrande doden. Later ook nog voor gecremeerde doden. Sommige hunebedden werden zelfs nog in de bronstijd gebruikt.
Deze grafkamers werden gedurende een aantal generaties gebruikt door bepaalde vooraanstaande families.
De zure bodem in Drenthe heeft vrijwel alle organische resten
(skeletten, hout, touw, linnen kleding, leer ) doen vergaan, zodat
slechts de
grafgiften overbleven. Denk daarbij aan:
aardewerk potten met eten en drinken,
bijlen van steen en vuursteen,
vuurstenen pijlspitsen,
barnstenen kralen.


Om de hunebedden te groeperen naar grootte (klein, middelgroot, groot) kun je als maat gebruiken de lengte van de binnenzijde van de kamer.
Ik gebruik hier een minder nauwkeurige, maar wel gemakkelijker maat: het aantal dekstenen.
De Nederlandse hunebedden varieren van 2 t/m 10 dekstenen.
( In Duitsland heeft men nóg grotere.)

.. 2, 3, 4 dekstenen = klein hunebed.
.. 5, 6, 7 dekstenen = middelgroot hunebed.
.. 8, 9, 10 dekstenen = groot hunebed.

De lengte van de binnenzijde van de kamer in meters is ca.
2 keer het aantal dekstenen. Dus bij 10 dekstenen heb je een kamer van ongeveer 20 m.



.
Bij hunebed D53 (Havelte-West) is mooi te zien hoe een kamer in elkaar zit.
.... Het is een aantal trilieten achter elkaar in een rij.
Een triliet is een groep van 3 grote zwerfkeien.
... Je zet twee staande zijstenen schuin naar binnen hellend tegenover elkaar
... met hun platte kant naar binnen gekeerd.
... Daar leg je een nog grotere steen, de deksteen, horizontaal bovenop
..... met zijn platte kant onder. Hij vormt het dak (zie foto). ..
Doordat de platte kanten in de binnenkant van het monument zitten,
.... werd een min of meer gave kamer gevormd.
De stopstenen ( dry stone walling ) waarmee alle openingen tussen de zijstenen
.... werden dichtgestopt, zijn verdwenen.
Het keienvloertje is hier van platte stenen, daar zijn vaak ook ronde voor gebruikt.


.

Stopstenen ( platte stukken gespleten graniet) vulden de gaten op tussen
.. de grote stenen. ( Zij dragen dus de dekstenen niet ).
.... Het was droog metselwerk , d.w.z. zonder gebruik van mortel of cement.
.... Dit noemt men dry stone walling (Eng).
Bij een hunebed had men ook een keienvloertje.

.
Het hunebed D49 Schoonoord werd bij een latere reconstructie
.... aan de westzijde met een dekheuvel overdekt.

.
Het hunebed D49
Schoonoord heeft een korte gang haaks op de kamer.
.... Ze bestaat uit 2 paar gangzijstenen (z) met 1 gangdeksteen (d) op het eerste paar.

.
Het hunebed D49 Schoonoord
Je kijkt hier westwaarts.
De
korte gang heeft kleinere zwerfkeien dan de kamer rechts ervan.
..... Je moet daarom kruipend erdoor naar de kamer ( zie pijl ).
Achter de korte gang zie je de dekheuvel over het westelijke deel
.... van het hunebed en boven en links van de pijl 3 kransstenen.

.
Plattegrond van D53 Havelte -West.
.... zwart = staande stenen ...... grijs = dekstenen ...... wit = ontbrekende stenen.
We zien hier 9 dekstenen die rusten op 21 zijstenen.
.... Hier zijn 4 trilieten ( zie rode t ).
.... De andere dekstenen rusten op méér dan 2 stenen.
Omdat de eerste en de laatste triliet in een rij gemakkelijk om kunnen vallen,
.... zette men daar geen triliet, maar een groepje van 4 stenen, namelijk:
.... de deksteen rustend op 2 zijstenen en een sluitsteen.
.... Daarnaast heeft men op nog enkele andere plekken geen triliet gebruikt.
De korte gang ( zie vierkant ) is compleet, d.w.z. :
.... 2 paar gangzijstenen met 1 gangdeksteen op het eerste paar.

Van de ovale steenkrans is minder dan de helft nog aanwezig ( de zwarte stenen).

.
Een dekheuvel hoeft niet uit zand te bestaan. Het konden ook stenen zijn.
.. Dit heeft men o.a. ontdekt bij Im Moor versunkene Hünengräber.

www.geheugenvandrenthe.nl/hunebed

https://issuu.com/virtumedia/docs/archeologie_mag....

www.archeologiehuiszuidholland.nl/images/Intranet/p.....

 

 

 

Esdorpen Anloo en Gasteren:
.
Van deze 2 is vooral Anloo bijzonder. Het behoort met o.a. Loon, Taarlo en Anderen tot de zeer karakteristieke esdorpen.
Anloo was een kerkdorp i.t.t. Gasteren dat slechts buurschap was (dus zonder kerk).

.
Een eeuw geleden bestond het grootste deel van het Drentsche Aa-gebied nog
uit heide. Daarvan zijn slechts verspreide, kleinere heidevelden overgebleven.

De karakteristieke opbouw van het esdorpenlandschap rond 1900 :
De kern bestond uit het esdorp met goorns ( moestuinen )
.In het esdorp stonden de boerderijen bijeen.
.Gewoonlijk lagen de esdorpen op de hogere grond direct buiten het beekdal. Zo hadden ze goede toegang tot zowel de akkers (1) als de (2) graslanden.

Ieder esdorp bezat :
. ..
1. Akkers op de essen (= gemeenschappelijke akkercomplexen)
....... ..Die essen lagen vlak bij het dorp ook
op de hogere grond.

. ..
2. Graslanden (= groenlanden ): de wei- en hooilanden vooral in de beekdalen.
... 3. Heidevelden: men had nog zeer veel heide rond 1900.
........ .Van de bossen was nog maar weinig over.

Normaliter maakten het esdorp met de es(sen) (1) en de groenlanden (2) samen
..... ongeveer 20% uit van het dorpsgebied, de heide (3) de overige 80%.

Bron: www.topotijdreis.nl Schuif de tijdbalk op 1903 en vul een plaatsnaam in
..... zoekvenster rechtsboven.

 


Introductie esdorpenlandschap:

Middeleeuwse boeren hadden het niet gemakkelijk in Drenthe. De arme zandgronden waren ongeschikt voor akkerbouw en de beekdalen daarvoor te nat. Daarom bedachten de boeren als oplossing de essen (1) te bemesten met een mengsel van heideplaggen en mest.
Hierdoor zag het Drentse esdorpenlandschap er rond 1900 als volgt uit:

.Het esdorp met goorns:
De oudste esdorpen lagen op de hogere grond direct buiten het beekdal.
Zo konden de toenmalige boeren zonder grote afstanden te moeten afleggen op hun essen (1) komen en in de groenlanden (2) in het beekdal.
Zo'n dorp bestond uit een zwerm boerderijen met daartussen open ruimten en één of meer brinken.
De beplanting op de brinken, de erven en langs de perceelsgrenzen gaven het esdorp een groen karakter.
Bij het dorp lagen goorns (moestuinen ; Garten (Duits) ; garden (Eng)

1. Akkers op de essen (=gemeenschappelijke akkercomplexen)
Ze lagen vlak bij het dorp en waren eeuwenlang de spil van de Drentse agrarische economie.
Op de essen werden de broodgranen verbouwd die de bevolking in leven moest houden. Granen waarmee men ook de pacht moest betalen en waarmee men heel soms een kleine winst kon maken op de markt. Rogge was eeuwenlang het belangrijkste gewas.
De essen waren meestal in een aantal blokken verdeeld, en die waren weer onderverdeeld in een aantal stroken (lange, smalle percelen). Deze stroken waren privébezit.
Als de es uitgebreid werd, gebeurde dat door een nieuw blok te beginnen (blokverkaveling). Iedereen had recht op een aandeel.
De percelen op de es waren niet duidelijk van elkaar gescheiden door singels of houtwallen. Wel werd de es als geheel vaak van de omringende heide gescheiden door een houtwal (eswal) of bosrestant om schapen buiten te sluiten en om vee bij stoppelbegrazing juist binnen de es te houden. Zo'n bosrestant zie je o.a. in Zeijen en Anloo.
( Tegenwoordig zijn de essen nog goed te onderscheiden, maar wel deels bebouwd. Hun interne structuur is wel flink gewijzigd, het versnipperde eigendom is door ruilverkaveling geschikt gemaakt voor moderne landbouwmachines. Ook van de eswal is meestal niet veel meer over.)

2. Graslanden (groenlanden) :
Dit waren de hooi- en weilanden vooral in de beekdalen :
de hooilanden (maden) in de lage, natte delen dicht bij de beek,
de weilanden (broek) voor het rundvee op de iets hogere, drogere flanken.
Die hooi- en weilanden werden tot het begin van de 19 de eeuw niet bemest, waardoor zich daar rijk bloeiende plantengemeenschappen konden ontwikkelen.
Toen het gemeenschappelijk gebruik van de hooi- en weilanden in onbruik raakte, ging men de percelen scheiden met houtwallen en sloten. Deze dienden als veekering.
Men ging op de iets hogere flanken in het beekdal , waar geen veekerende sloten konden worden gegraven, loodrecht op de richting van het beekdal dwarswallen aanleggen tot aan de laagstgelegen gronden, waar sloten de veekerende functie konden overnemen.
De weilanden kregen aldus een opstrekkende verkaveling met houtwallen als veekering (zie kaart hieronder) (Tegenwoordig zijn echter veel houtwallen bij die weilanden verdwenen.)
De hooilanden daarentegen kregen een onregelmatige blokvormige verkaveling met sloten als veekering.


.3. Heidevelden :
De droge terreingedeelten met Struikhei werden vooral door schaapskudden begraasd.
De vochtige, venige terreingedeelten met dopheide werden geplagd. Zij hadden wat meer humeus materiaal.
In de veentjes vond turfwinning plaats zelfs tot ver in de 20ste eeuw.

Bossen :
Daarvan was niet veel over. Het oorspronkelijke halfopen boslandschap was in de loop van de tijd door de boeren teruggebracht tot enkele bosrestanten rond de essen en wat oud bos in de beekdalen.
De bossen leverden hout, maar werden ook beweid.

. Schematische weergave esdorpenlandschap in Drenthe
.
Het dorp met een of meer es(sen) (1), groenlanden (2) en heide (3).
In dit schematisch voorbeeld zie je één es getekend. Echter de helft van
......alle esdorpen hadden er meer dan één.
Er waren op diverse plaatsen houtwallen:
.. 1. De eswal : rondom de es.
.. 2. a. De twee grenswallen evenwijdig aan het beekdal.
.............. Ze dienen als afscheiding van het grasland met de heide (of essen).
........ b. De dwarswallen (lagen in het beekdal dwars op de grenswallen)



Bij dit oude landbouwsysteem had elk landschapsdeel zijn eigen functie in het geheel.
Groenlanden (2) en heidevelden (3) leverden voedsel voor de veestapel; de veestapel zorgde voor de bemesting van de essen (1), waarop de granen werden geteeld.
De heidevelden (3) leverden ook plaggen voor de potstal en de essen.
De bossen leverden hout, maar werden ook beweid.
Door deze samenhangen is het esdorpenlandschap een eenheid en geen verzameling losse elementen.

Vanuit de dorpen was er naar buiten toe een afnemende intensiteit van het bodemgebruik. Dat liep van de essen (1), via groenlanden (2) tot en met heidevelden (3).

Het dorp met de essen (1) en de groenlanden (2) maakten samen ongeveer 20% uit van het dorpsgebied, de heidevelden (3) de overige 80%.
( In de 19e eeuw was de reiziger geïmponeerd door de uitgestrektheid van de heide en was hij weer blij wanneer hij na uren lopen door de heidewoestijn weer een oase van een dorp ontdekte.)

Bij deze extensieve landbouw dient elk bedrijf over grote oppervlakten te beschikken. Die ruimte was in het oude Drenthe volop aanwezig.
Zo was bij een bedrijf met 12 ha akkers in het begin van de 19 de eeuw nog gemiddeld 25 ha groenlanden en liefst 100 ha heideveld aanwezig !
Daarop hield men zo'n 20 stuks rundvee en 80 schapen.
Om de vruchtbaarheid van 1 ha akkerland te waarborgen was dus meer dan het tienvoudige aan ander grondgebruik noodzakelijk.

 

Boek:

Natuur in Nederland,
Frank Berendse,
Vijfde druk 2019.

Te bestellen bij:
Reisboekwinkel de Zwerver
(webshop voor reisgidsen en landkaarten) 

.


Pdf met routebeschrijving en kaart:
Deze kun je gratis downloaden op:
www.natuurinnederland.nl/NiN_wandelingen.html



ANWB Campings:

Zie voor een overzicht anwb.nl/drenthe



Wildkamperen:
Een nachtje bivakkeren ('s avonds de trekkerstent opzetten en 's morgens weer afbreken) is geen probleem in dit gebied.

 


Overnachting:

Voor mooi gelegen vakantiehuisjes in de natuur
ga je naar Natuurhuisje.nl

.

 

 

Deze wandelsite is niet-commercieel, onafhankelijk en gratis. Dat is enkel mogelijk door steun van de bezoekers.

Heb je hier goede info gevonden, toon dan je waardering door een kleine donatie voor het vele werk.
Zo kan de website ook gratis blijven en uitgebouwd worden!

...................................... .
. Betaal met deze knop in een paar klikken via je eigen PayPal-saldo.
. Heb je zelf nog geen PayPal-rekening, dan kun je toch via PayPal vanaf je creditcard geld overmaken.

Uiteraard kun je ook doneren door overschrijving op mijn
ING-bankrekening:

IBAN : NL38 INGB 0003 5057 89
BIC : INGBNL2A
t.n.v. P. C.M. Smulders.

 

Weet je aanvullingen en verbeteringen van deze tekst?
Graag een e-mail naar:

e-mailadres

 

De andere mooie Natuur in Nederland - wandelingen vind je op:
.
www.pietsmulders.nl/nederland_natuurinnederland.html


. .... . .... .

LAATST BIJGEWERKT :5-6-2021