KNAPZAKROUTE ... GEES

 

............................................2½ km ... en ... 9 km

Snel naar:

1... Korte wandeling langs historische boerderijen 2½ km

2... Knapzakroute Gees (westlus) 9 km

 

Belangrijk !

In de loop van de tijd verandert er van alles onderweg:
paadjes verdwijnen,  nieuwe weggetjes worden aangelegd, etc. 
Kijk daarom vooraf op de website:
 https://knapzakroutes.nl/bokd/overzicht-knapzakroutes/k48
Bij het hoofdstuk Routenieuws staan de recente routewijzigingen.

Noteer ze in je wandelgidsje !

 

Een kennismaking met het zeer karakteristieke esdorp Gees en haar mooie buitengebied. Daar vind je nog de 3 elementen terug die eeuwenlang het landbouwsysteem hebben bepaald, namelijk:
1. essen,
2. groenlanden (hooi- en weilanden in het beekdal van de Geeserstroom),
3. heideveld de Hooge Stoep.
4. bossen (boswachterij Gees (Staatsbosbeheer) beslaat de helft van het dorpsgebied. Deze bossen zijn in de jaren dertig aangepland op de heidevelden).

Gees behoort tot "de allermooiste dorpen van Nederland":

• Bij dit esdorp van ca. 600 inwoners staan de boerderijen kriskras door elkaar en staan nog grote eiken langs de straten en op de erven.
Gees is zo'n dorp waar de afgelopen decennia niet veel is veranderd; er is weinig nieuwbouw.
• Nog steeds liggen de essen net buiten de dorpskern.
• Ook het beekdal van de Geeserstroom is bijzonder aantrekkelijk met haar slingerende beek, moerasjes, nat, bloemrijk grasland en houtsingels.
• Last but not least Boswachterij Gees met bos, heide en vennetjes.

..... De allermooiste dorpen van Nederland,
..... Quinten Lange,
..... Uitgeverij ANWB, 2020

..... Te bestellen bij:
..... Reisboekwinkel de Zwerver

.


We bekijken eerst de historische boerderijen en
wandelen vervolgens de westlus van de knapzakroute:

Hoofdstuk1

. 1. Korte wandeling langs historische boerderijen

• Parkeer de auto op de parkeerplaats van IJs
salon Talenti, Dorpsstraat 1.
• Loop achtereenvolgens langs:
.. Oude Steeg 4 , 9 , 16 , 18 , 19 , 25 , 32
.. Schaapveensweg 1 , 3 , 8-10
.. Tilweg 2 , 1 vervolgens via Dorpsstraat 29 terug naar de parkeerplaats
.

 


Tellinghof, het restant van de oude brink.
Het eikenhout werd o.a. gebruikt voor de gebinten en dakconstructies van de boerderijen.

 

Wandeling langs historische boerderijen ( 2½ km)
Er zijn daar nog maar drie boeren. Bijna alle boerderijen zijn nu woonboerderijen.
Ze staan ongeordend door elkaar, maar wel hebben ze allemaal de baander, de hoge deeldeur, naar de straatkant. (Als ’s zomers het hooi van het land gehaald moest worden terwijl er onweer dreigde, kon het daardoor snel naar binnen gewerkt worden.)
In 2020 was er een brochure onder de naam Historisch Gees Beleefroute.
De brochure gaf helaas weinig concrete achtergrondinfo en was chaotisch opgezet.
Ik geef ter verduidelijking verderop een duidelijker plattegrond met wat belangrijke
Rijksmonumenten erin. Loop ze in volgorde van kleur, dan is het vinden van de route een fluitje van een cent.

................. Plattegrond Gees in 1904

• De 2 rode doorgetrokken lijnen waren toentertijd de enige verharde wegen.

Rechts: (akkercomplex (= es) op de hogere grond,
Midden: graslanden (groenlanden) = de wei- en hooilanden in het beekdalletje "Oude Maden",
Links: heidevelden; men had nog zeer veel heide rond 1900.( Bos was er daarentegen niet veel meer over)

 

Beschermd dorpsgezicht:
Het gedeelte tussen de Dorpsstraat en de Oude Steeg is beschermd dorpsgezicht. Daar bevinden zich 14 rietgedekte boerderijen die rijksmonument zijn.
De meeste zijn achttiende-eeuws of uit het begin van de negentiende eeuw. Ze hebben de baander in het midden van de achtergevel (de zgn. achterbaander) (zie uitleg in kader verderop).
Deze boerderijen behoren tot de bouwtraditie van de hallenhuisgroep.

 

Een selectie uit de 14 monumentale boerderijen:


Oude Steeg 4
19e eeuwse boerderij met achterbaander onder rieten wolfdak
..... met uilegat, toef en topschoorsteen; staafankers, windveren, plint.
te weerszijden van de achterbaander een vierruitsvenster,
..... staldeuren en stalvensters.


Oude Steeg 9

links achteraan: boerderij met achterbaander en underschoer
..... (= overdekte buitenruimte).
..... De baander staat nu ongeveer 1 meter naar binnen. Oorspronkelijk
..... was dit meerdere meters, maar dat is later weer teruggebracht tot
..... 1 meter, zodat de nogal kleine deel wat groter werd.
 rechts: vrijstaande, houten bijschuur aan de weg dwars op het
..... bedrijfsgedeelte.
..... Deze bijschuur heeft vlechtwerk van riet op het bovenste deel
..... van de wanden.


Oude Steeg 18

. rechts: boerderij met achterbaander waarboven
.... overstekend, rieten dakschild.


Oude Steeg 32

links: boerderij met achterbaander
rechts: aangebouwde, ten dele houten bijschuur.
..... De bijschuur heeft vlechtwerk van riet op het bovenste deel van
..... de wanden.
Het erf is met veldkeien bestraat.

Schaapveensweg 3
rechts: boerderij met achterbaander met daarin een kleine loopdeur
links: grote, vrijstaande, houten bijschuur.
Het erf is met veldkeien bestraat.

Schaapveensweg 8-10
dubbele boerderij in één gebouw:
rechts: voorste bedrijf met zijbaander (gericht op de Schaapveensweg)
links: achterste bedrijf met achterbaander en ingekorte underschoer
....
(= overdekte buitenruimte).
De woongedeelten zijn aaneengebouwd.


Tilweg 1

rechts: boerderij met achterbaander en
links: aangebouwde, houten bijschuur.
Het erf is met veldkeien bestraat.


Dorpsstraat 29

links: boerderij met achterbaander en underschoer en
rechts: vrijstaande bijschuur in het verlengde van de baander naar
..... de weg toe.
..... De bijschuur heeft vlechtwerk van riet op het bovenste deel van
..... de wanden.
Het erf is met veldkeien bestraat.



Historische boerderijen:

Ze zijn van het hallenhuis-type. Dit is is een boerderijtype waarbij het laag neerhangende rieten dak wordt gedragen door ankerbalkgebinten.
Van oorsprong is het hallenhuis een langgerekt, driebeukig gebouw met aan de voorkant het woonhuis, aan de achterkant de deel en aan weerszijden daarvan potstallen waarin de koeien met hun koppen naar de deel stonden.
Boven de deel is een zolder waar de oogst werd opgeslagen.

Binnen de hallenhuisvorm zijn, afhankelijk van de plaats van de deel
(= belangrijkste werkruimte) enkele hoofdtypen te onderscheiden:


1. Boerderij met achterbaander:
De oudste Drentse boerderijen hadden hun baander (= grote deur die toegang geeft tot de deel ; grote deeldeur), in het midden van de achtergevel.
Aan weerszijden van de deel tegen de zijmuren waren potstallen, waarvan de vloer een stuk lager lag dan de deel.

Het lijkt alsof de boerderijen in het dorp allemaal schots en scheef door elkaar staan. Maar schijn bedriegt, ze staan allemaal met de baander (grote deeldeur) naar de weg gericht, zodat de boer vanaf de weg met een hoog beladen wagen zonder veel manoeuvreren de deel op kon rijden.

Oorspronkelijk lag de baander niet in het vlak van de lage achtergevel, maar werd enige meters naar binnen geplaatst onder het laatste gebint.
De kap van de boerderij loopt over dit laatste gebint door tot over de links en rechts van de baander gelegen stallen. Hierdoor ontstaat een diepe inham. Als het dak hier gedeeltelijk over doorloopt, is er sprake van een underschoer (= overdekte buitenruimte).

( Later werd de baander bij veel boerderijen toch weer wat naar buiten geplaatst om zodoende de deel iets te vergroten).


Een goed voorbeeld van een achterbaander en underschoer
zagen we bij Dorpsstraat 29.
De achterbaander is meerdere meters naar binnen geplaatst, zodat er een duidelijke underschoer (= overdekte buitenruimte) ontstaat.

Aan het begin van de zeventiende eeuw beleefden de Drentse boeren een goede tijd dankzij de hoge roggeprijzen. Ze wilden daarom meer akkers gaan bewerken en dus moest er meer mest komen. Hiervoor moest men meer schapen houden. In die tijd kregen veel boerderijen
daarom een houten bijschuur (met daarin hooiberging en schaapskooi). Aanvankelijk was ze vrijstaand, maar later werd ze meestal aangebouwd.
Veel bijschuren staan een beetje scheef ten opzichte van de boerderij. Dan konden de wagens gemakkelijker de deel oprijden.


Boerderij met achterbaander en underschoer (= overdekte buitenruimte) en
een aangebouwde houten bijschuur in het verlengde van de baander naar de weg toe.


2. Boerderij met zijbaander:
In de loop van de achttiende eeuw schakelde men in Drenthe massaal over op een nieuw type boerderij met de baander aan de zijkant.
Algemeen wordt aangenomen dat het toegenomen belang van de veehouderij hiervan de oorzaak is. Meer vee vroeg om meer hooiopslag.
Veel boeren besloten een stuk van de deel te gebruiken voor hooiopslag. Dat kon een stuk gemakkelijker als je de baander aan de zijkant had en je betere vakken voor hooiopslag kon inrichten.
Bovendien kon je met een zijbaander desgewenst de boerderij langer maken door er een aantal gebinten achter te zetten zonder een ingewikkelde constructie met baander aan de achterkant te hoeven vervangen.

baander ... = grote deur die toegang geeft tot de deel ; grote deeldeur
..................... (Men had die nodig om een paard en hoogbeladen
......................wagen naar binnen te kunnen rijden om de oogst
..................... te lossen.)

deel.......... = belangrijkste werkruimte, waar o.a. gedorst werd.

achterbaander = baander in het midden van de achtergevel.

zijbaander = baander in de zijgevel.

underschoer = overdekte buitenruimte.
...................... Bij de 18de-eeuwse boerderijen ligt de baander
...................... niet in het vlak van de lage achtergevel.
...................... De baander is enige meters naar binnen geplaatst
...................... onder het laatste gebint.
...................... De kap van de boerderij loopt over dit laatste gebint
...................... door tot over de links en rechts van de baander
...................... gelegen stallen. Hierdoor ontstaat een diepe inham.
...................... Als het dak over deze diepe inham gedeeltelijk
...................... doorloopt, is er.sprake van een underschoer
.......................(= overdekte buitenruimte).

In Gees hebben alle 14 rijksmonumenten een achterbaander.
De dubbele boerderij van Schaapsveenweg 8-10 heeft daarnaast ook een zijbaander.

Verdere info:

www.rd.nl/vandaag/binnenland/gees-levendig-drents-dorp-met....

https://www.geheugenvandrenthe.nl/boerderijen

• Het boek Landschapsbiografie van de Drentsche Aa, blz. 208 - 214.
... Theo Spek e.a. (redaktie)
... Dit geeft een introductie over historische boerderijen in Drenthe.

 

 

Ankerbalkgebinten:

Het belangrijkste en oudste type boerderij , dat in de gehele provincie voorkomt is het hallenhuis. Dit is een boerderij met een driebeukige opzet. Hierbij zorgt de ankerbalkgebintconstructie voor een onderverdeling in een brede middenbeuk en twee smallere zijbeuken (zie tekening).

.
Doorsnede oude boerderij.
De hoofdconstructie van oude boerderijen is een houtskelet.

Op de balken lagen slieten (geschilde, ronde palen) waarop de oogst werd
opgeslagen.

.

Een ankerbalkgebint bestaat uit twee houten stijlen, geplaatst op grote keien of gemetselde poeren.
( Een stijl is een vertikale balk. Het woord stijl zien we ook in deurstijl, de vertikale balk van het deurkozijn ).
Tussen de 2 stijlen is een horizontale ankerbalk aanwezig.
De stijlen lopen boven de ankerbalk nog een stuk naar boven door.
De middenbeuk heeft daardoor een soort verlaagd plafond. Hierdoor ontstond een extra hoge zolderruimte om de oogst te bewaren.
Alle onderdelen worden met pen-en-gatverbindingen aan elkaar bevestigd. De pen van de ankerbalk steekt dwars door het gat in de stijlen en wordt aan de buitenzijde met één of twee houten wiggen (ankers) verankerd. Vandaar de naam ankerbalkgebint.
Enkele schuine verbindingen, zogenaamde korbelen (schoren) zorgen voor de nodige stijfheid.

Het gehele houtskelet wordt opgebouwd door een aantal ankerbalkgebinten achter elkaar te plaatsen. De gebinten worden onderling verbonden in de lengterichting door twee balken die boven over de stijlen heen lopen.
Ook hier zijn weer schoren aangebracht voor de stijfheid in de lengterichting van het gebintwerk.

De houtconstructie staat vrij van de muren. Het gebouw wordt daardoor inwendig verdeeld in een brede middenbeuk en twee smalle zijbeuken.

.

.
Het houtskelet opgebouwd uit ankerbalkgebinten in een woonboerderij.

 

 

 

Vlechtwerk van riet in mooie ruitpatronen op
het bovenste deel van de schuurwanden:

Het is een arbeidsintensieve klus voor een rietdekker, maar het resultaat is prachtig. En dat terwijl deze wandversiering is geboren uit schaarste.
Boeren hadden vroeger vaak geen planken meer om het bovenste deel van een schuurwand af te bouwen.
Hout is relatief duur en daarom gebruikten ze stro, een product waar ze wel gemakkelijk aan konden komen. Vlak onder de dakrand, waar het regenwater nauwelijks bij komt, vlochten ze stro in ruitpatronen. Het zag er mooi uit en zorgde voor een goede ventilatie in de schuur.
Tegenwoordig wordt voornamelijk riet gebruikt. Dat is een stuk sterker.

.
• Oude Steeg 18 heeft vlechtwerk van riet op het bovenste deel van de schuurwanden.

 

 

Hoofdstuk2

... 2. Knapzakroute Gees (westlus) = 9 km

Elk vierkant van het vierkantennet is in werkelijkheid 1 bij 1 km.

Rode streepjeslijn = wandelroute.
Bron: topotijdreis.nl




Westlus knapzakroute ( 9 km).

Het is een rondwandeling waarbij je:
- eerst het heideveld de Hooge Stoep dwars oversteekt,
- vervolgens een klein rondje maakt door het Geeserbos met haar vennetjes
- en tot slot twee keer beekdal van de Geeserstroom oversteekt.


1. Boswachterij Gees
Het bos is aangeplant tussen 1920 en 1940.
Het grootste deel is loofhout, afgewisseld met verschillende vennetjes en twee heidevelden, het Mekelermeer en de Hooge Stoep.

2. het beekdal van de Geeserstroom
Wat vroeger een saaie rechte beek was, wordt nu weer een landschap met een slingerende beek, met moerassen en bloemrijke graslanden.
Een idyllische wandeling met onderweg veel grote grazers en ongekende stilte!


Routebeschrijving:
• Vanaf de parkeerplaats westwaarts over de brede bosweg.
• Waar de bosweg naar links buigt, loopt je via het klaphek het heideveld.. de Hooge Stoep op.
• Volg het pad de heide over.
• Aan de overkant van het heideveld bij de zitbank ga je linksaf.
• Op de plek waar het pad een bocht naar links maakt, ga je rechtdoor door het klaphek.
• Na ongeveer 70 m ga je rechtsaf een smal, kronkelend paadje in.
• Blijf dit steeds volgen tot je uitkomt op een asfaltweg met een zitbank. Ga daar rechtsaf.
• De weg verandert in een keienweg met naastliggend fietspad. Nu moet je op de eerstvolgende kruising linksaf.
• De bosweg komt bij een asfaltweg uit tegenover een veentje. Steek die asfaltweg over neem de zandweg rechtsaf.
• Op het kruispunt van boswegen linksaf. (Je kunt ook iets eerder linksaf over een mooi paadje langs het veentje)
• Op de tweede kruising van boswegen rechtsaf.
• Steek het fietspad en de zandweg over naar de zitbank (mooi pauzepunt.
• Vervolgens over de zandweg zuidwaarts.
• Bij het hek ga je rechtdoor door het klaphek.
• Op de volgende viersprong rechtsaf het omheinde terrein verlaten via het klaphek en linksaf het fietspad volgen.
• Steek de asfaltweg over. Volg de bosweg tot het eind van het heideveld (dat je op een gegeven moment rechts ziet liggen (is bij 2e veerooster).
• Ga hier linksaf door het klaphek. ( We steken hier het beekdal over van de Geeserstroom, dat begraasd wordt door Schotse Hooglanders.

Mocht het onderweg té nat zijn in een bepaald jaargetijde ga dan niet linksaf
door het klaphek, maar rechtdoor tot aan de klinkerweg.

Ga daar linksaf en neem vervolgens de eerste zandweg rechtsaf. 

• Loop linksaf langs de afrastering naar een houten vlonderpad.
• Daarna langs een houtwal van een kreupelbosje.
• Aan het einde van het bosje weer door een klaphek.
• Vervolgens opnieuw een stukje langs een houtwal.
• Aan het eind van de houtwal steekt u een smal weiland over.
• Na het brugje over de beek Geeserstroom loop je door een elzenlaantje.
• Na het klaphek op de zandweg (met naastliggend fietspad) rechtsaf.
• Steek de asfaltweg (Goringdijk) over. Je komt nu op een steenslagweg.
• Een stukje voorbij de bocht in de weg ga je rechtsaf opnieuw via een klaphekje het beekdal van de Geeserstroom in.
• Volg de afrastering aan de rechterkant. (Als het terrein te nat is, gebruik je de overstapjes en loop je via de houtwal)
• Verlaat het weiland aan de overkant door een klaphek en neem de zandweg rechtsaf.
• Bezoek even aan je linkerhand het mottekasteel de klinkenberg.
• Je komt opnieuw uit op de verharde weg de Goringdijk. Hier linksaf.
• Bij het bos aangekomen rechtsaf naar de parkeerplaats.

 

 

.............. ... Het wandelgebied in 1922

• Zo zag het gebied eruit in 1922 (vlak na de Eerste Wereldoorlog)
toen met de aanleg
... van Boswachterij Gees werd begonnen.
.Het grootste deel van het gebied was nog
... uit heide.

 

 

Boswachterij Gees:

Boswachterij Gees is Na de Eerste Wereldoorlog aangelegd en vormt nu een fraai contrast met de naastgelegen graslanden van de Geeserstroom. In het bos komen ook vennetjes en heideveldjes voor.

Van die laatsten is de Hooge Stoep in het zuidelijke deel van de Boswachterij met 70 ha het grootste.
Hier leven o.a. slangen (Ringslangen, Adders en Gladde slangen).

In het bos zijn de laatste jaren veel bomen gekapt om de natuurlijke verjonging te stimuleren. Langs de wandelroute ziet het er nu best leuk uit ondanks dat er weinig dikke bomen staan.

Aangelegd na de Eerste Wereldoorlog:
Een van de grote sociale problemen in Drenthe na de Eerste Wereldoorlog was de werkeloosheid onder de veenarbeiders van Zuidoost-Drenthe. Tijdens deze oorlog had de nederlandse economie even voor een opleving in de turfmarkt gezorgd, maar na afloop van de oorlog was steenkool volop verkrijgbaar en daarop stortte de turfindustrie volledig in.

Om de turfarbeiders in hun onderhoud te kunnen laten voorzien, liet de overheid hen in Drenthe kanalen graven en heidevelden ontginnen.
Al snel waren zo'n 2500 voormalige veenarbeiders op de Drentse hei aan het werk. Ook in Gees werd in 1922 begonen met de aanleg van de Boswachterij Gees die uiteindelijk een oppervlakte van zo'n 1600 hectare zou beslaan.

Aanvankelijk waren deze zogeheten Staatsbossen productiebos (beter: houtakkers). Vanaf de jaren 70 probeerde Staatsbosbeheer bij een aantal percelen wat meer variatie aan te brengen in boomsoorten en leeftijden). Dit is hier ten noorden van de Hooge Stoep goed gelukt.


.
• Het bos ziet er ten noorden van de Hooge Stoep best leuk uit ondanks dat er weinig dikke bomen staan. Ook is er een mooi slingerpaadje gemaakt.


In andere gebieden zijn SBB-bossen dikwijls wel lelijke productiebossen gebleven. Ze hebben dan de volgende kenmerken:
houtoogst: ja.
boomsoorten: s
lechts één of enkele, dikwijls niet aangepast aan
.... de standplaats
(uitheemse) ,
leeftijdsopbouw: in ieder perceel bomen van dezelfde leeftijd (jong).
dood hout: weinig.

.
Een productiebos is eigenlijk geen bos, maar een aantal 'houtakkers'.
De functie is hier houtteelt, géén recreatie of natuur.
Het beheer van deze 'houtakkers' bestaat uit een reeks dunningen totdat de eindopstand is bereikt. Deze eindopstand wordt gekapt en de open gekomen kapvlakte opnieuw ingeplant (dus géén natuurlijke verjonging). Er is weinig dood hout.
Door de gebrekkige lichtinval is er ook weinig onderbegroeiing (struik- en kruidlagen).


 

Heideveld de Hooge Stoep:

Het grootste heideveld in de Boswachterij Gees heet Hooge Stoep (70 ha).
Het terrein is reliëfrijk met een afwisseling tussen laagtes waar natte heidevegetaties groeien en droge delen die met struikheide zijn bedekt.

Het was vroeger een zandverstuiving die door de westenwind steeds verder richting het beekdal van de Geeserstroom verplaatst werd. Een klein deel van deze zandverstuiving kwam er zelfs in terecht. Tegenwoordig is het een heideveld.

Het ligt enkele meters hoger dan zijn omgeving. Vroeger was dat duidelijk zichtbaar toen eromheen ook overal heide was (het Geeserveld). Tegenwoordig is dat Geeserveld bijna geheel ontgonnen en ingeplant met bos, waardoor de Hooge Stoep minder opvalt.

Aanvankelijk wilde men de Hooge Stoep ook bebossen. Hier en daar zie je in het veld nog de sloten liggen. Men heeft er echter van afgezien. Het zou niet genoeg opbrengen.

Dit heideveld wordt begraasd door een kudde schapen en enkele geiten.
Ondanks het feit dat honden alleen aangelijnd zijn toegestaan, hebben zich hier incidenten voorgedaan tussen hond en schaap.
Om de kudde te beschermen tegen opdringerige honden, heeft men er enkele ezels bijgezet. Zij zijn ongevaarlijk, zolang er geen bedreigende situatie is. Als dit wel het geval is, zullen ze de aanvallers afslaan d.m.v. schoppen en slaan met de poten.

.
.• We steken het heideveld de Hooge Stoep dwars over.
.• We zien een afwisseling van plekken met Struikhei (zoals hier links van het pad ) en die met hoge, dichte pollen Pijpestrootje ( rechts).

Heiden en stuifzanden:

Heiden komen in Drenthe voor op voedselarme zandgronden.
Ze zijn ontstaan door het kappen en branden van bos en vervolgens in stand gehouden door begrazing, plaggen en branden.
Wanneer dit gebruik achterwege blijft, veranderen ze weer in bos.

Vóór de introductie van kunstmest vormden heiden een essentiële schakel in de landbouw. Ze vormden de weidegrond voor de schapen, die de mest leverden waarmee de akkers vruchtbaar werden gemaakt.
Waar heiden te intensief werden beweid, verdween de begroeiing en ontstonden zandverstuivingen.
Nadat de heiden voor de landbouw overbodig waren geworden, verdween een groot deel van het areaal heide en stuifzand door ontginning tot landbouwgrond, bosaanplant of spontane verandering in bos.

Flora en vegetatie:

De kenmerkende begroeiing van heiden bestaat grotendeels uit dwergstruiken uit de Heidenfamilie, een plantengroep die is aangepast aan voedselarme omstandigheden.
We kunnen de heiden indelen in droge en natte:

De droge heiden (voorbeeld Balloërveld) bevinden zich op de goed doorlatende zandgronden.
Meestal is hier Struikhei de overheersende heideplant; soms Kraaihei.

De natte heiden (voorbeeld Dwingelderveld) zijn te vinden op plaatsen waar zich in de ondergrond een ondoorlatende laag bevindt, meestal een keileemlaag.
Gewone dophei is hier de meest opvallende soort.

Eind twintigste eeuw gingen in veel heideterreinen de grassen domineren. Bochtige smele in droge heide en Pijpenstrootje in natte.
Deze vergrassing werd veroorzaakt door:
- het verdwijnen van begrazing, afplaggen en branden en
- de aanvoer via de lucht van stikstof.
De typische planten van de heide raakten hierdoor in de verdrukking.
De herintroductie van begrazing en plaggen in veel terreinen lijkt voor de droge heiden al tot herstel te leiden.
In natte heiden is het tot nu toe minder succesvol: het aandeel van Pijpenstrootje neemt weliswaar niet meer toe, maar dat van Gewone dophei neemt nog steeds af.

 

 

De Mepperhooilanden:

De Mepperhooilanden vormen een natuurgebied tussen de dorpen Meppen en Gees. Het zijn extensieve, natte graslanden die tot het beekdal van de Geeserstroom behoren. Ze dienen als waterbergingsgebied. Deze functie was vooral belangrijk om de Geeserstroom, die hier door het landschap kronkelt, de ruimte te geven om buiten haar oevers te treden. De vele vennen en andere waterpartijen worden hierdoor constant van water voorzien.

De Mepperhooilanden zijn het hele jaar door prachtig, maar in de winter is er extra veel te zien. Er zijn dan veel vogels die in dit gebied overwinteren.

.
• De Mepperhooilanden.
Hier aan de oostkant van de Boswachterij Gees heb je een mooi uitzicht over de iets lager gelegen natte graslanden.
.• Normaliter zie je meerdere plassen, maar in september 2020 was na een lange droogteperiode vrijwel het hele gebied drooggevallen.
.• "Grote God, we zijn verkeerd afgeslagen, we zijn in Siberië ",merkte Maarten van Rossem eens ironisch op. Deze uitspraak van hem was ook hier van toepassing. Het gebied is zo on-Nederlands leeg. Nergens is er een gebouw te zien, zelfs niet aan de horizon.

 

 

Vennen en veentjes:

Vennen zijn natuurlijke laagten die het hele jaar of in ieder geval een groot deel van het jaar water bevatten.

De meeste zijn ontstaan door winderosie (uitwaaiingslaagten) of door het afsmelten van pingo's ( heuvels met een ijslens) (pingoruïnes).

Ze kunnnen geheel of gedeeltelijk met veen zijn opgevuld, en worden dan vaak veentjes genoemd.
Tot omstreeks 1950 werd in veel van deze veentjes turf gestoken.

Permanent watervoerende vennen hebben een waterkerende bodemlaag, die vaak in de loop der eeuwen is ontstaan door inspoeling van ijzer en humus.
Vennen zonder waterkerende bodemlaag kunnen 's zomers helemaal droogvallen.

Kenmerkend voor vennen is hun armoede aan voedingsstoffen.
Juist door dit voedselarme karakter zijn vennen van grote ecologische betekenis.
De keerzijde daarvan is dat de voorwaarden ervoor steeds moeilijker in stand te houden zijn in een omgeving die zeer voedselrijk is.

Drenthe telt nog zo'n 870 vennen. Een eeuw geleden waren het er naar schatting nog 3000, maar bij de grote heideontginningen in de crisisjaren tussen 1930 en 1940 zijn talloze veentjes letterlijk met de grond gelijk gemaakt.

 

 

De Bergstukken:.

Zo heet dit mooie gedeelte van het beekdal van de Geeserstroom.
Je hebt hier naast de slingerende beek ook moeras, nat, bloemrijk grasland en elzensingels.
We steken dit beekdal twee keer over. Hieronder enige foto's van de eerste oversteek.

De Geeserstroom is de afgelopen jaren weer veranderd in hoe hij ongeveer rond 1900 stroomde. Het is van een rechte waterloop weer een slingerende beek geworden. Ook is het beekdal weer natter gemaakt. Dit heeft grote invloed gehad op de flora en fauna van het gebied. Het is er nu vogelrijk. Denk aan verrekijker !
Het beekdal wordt begraasd door tientallen Schotse Hooglanders.


.
• Een houten vlonderpad helpt je over een nat gedeelte.


.
• Daarna voert het pad over de houtwal van een kreupelbosje.


.
• Na het kleine brugje over de beek volgt tot slot een mooi elzenlaantje.


• Terugkijkend naar het beekdal.


 

Restanten van het mottekasteel de Klinkenberg

In 1936 werd de voorburcht en een deel van de motte afgegraven voor zandwinning. Het overgebleven deel van de motte is zo’n vier meter hoog.

In 2002 is archeologisch onderzoek uitgevoerd met behulp van enkele opgravingssleuven. Daarbij werden in de gracht o.a. een kruisboog en pijlpunten aangetroffen. Dit wijst erop dat er is gevochten.
Een houten paal van een brug bleek uit ca. 1239 te dateren.

Ook heeft men van de grachten enkele decimeters bovenlaag afgeschraapt. Op die manier is de grachtvulling met eventuele archeologisch waardevolle gegevens nog steeds aanwezig.

De gracht is nu te ondiep om permanent watervoerend te zijn.
Ze is wel goed te herkennen, doordat ze iets lager ligt dan de omgeving.
Naast dit hoogteverschil geeft ook vegetatieverschil aan waar zij ligt.

De grond uit de gracht is op de plek waar eens de voorburcht was, neergelegd en met een grasmengsel ingezaaid.
De motte is hier en daar met schoon zand aangevuld.

Schapen houden de begroeiing kort.


.
• De Klinkenberg, restant van een mottekasteel.

.• De gracht is nu ondiep en staat daardoor droog. De afwijkende begroeiing geeft aan waar ze ligt

Vroeg-middeleeuwse burcht (Mottekasteel):

Een mottekasteel was één van de oudste kasteelvormen. Het was in de vroege middeleeuwen een versterkte woonplaats van een adellijk persoon.
Het bestond uit een woontoren en een voorburcht.

De woontoren was een kunstmatige aarden heuvel met afgeplatte top. Erbovenop stond de versterkte woontoren. Dat gebouw diende zowel om er in te wonen als om zich te verdedigen.

In de voorburcht speelde zich het dagelijks leven af: daar waren de verblijfplaatsen van ondergeschikten, een boerderij, een kapel, een put, etc.

Zowel de motte als de voorburcht werden beschermd door een achtvormige gracht en palissades (houten omheiningen).

Een Vroeg-Middeleeuwse burcht (mottekasteel) bestond uit:

1. De woontoren
van de adelsfamilie.
Deze staat dikwijls op een kunstmatige aarden heuvel, de motte.
Meestal is de woontoren van pallisaden omheind.
Daarnaast beschermen grachten met ophaalbrug de toren van de heer.

2. Een voorburcht.
Daarop stonden de bedrijfsgebouwen en stallen.
Daar woonden het vee en de ondergeschikten dicht bij elkaar.

Het gehele complex is nogeens door pallisaden en grachten beschermd en demonstreert zo de hoge plaats van de burchtheer.



Deze tweeledige opbouw van het mottekasteel komt tot uiting in de Engelse benaming: motte-and-bailey castle.

Zie verder ook de mooie tekst op:
https://en.wikipedia.org/wiki/Motte-and-bailey_castle

 

 

 

Introductie esdorpenlandschap:

Middeleeuwse boeren hadden het niet gemakkelijk in Drenthe. De arme zandgronden waren ongeschikt voor akkerbouw en de beekdalen daarvoor te nat. Daarom bedachten de boeren als oplossing de akkers (1) te bemesten met een mengsel van heideplaggen en mest.
Hierdoor zag het Drentse esdorpenlandschap er rond 1900 als volgt uit:

.Het esdorp met goorns:
De oudste esdorpen lagen op de hogere grond direct buiten het beekdal.
Zo konden de toenmalige boeren zonder grote afstanden te moeten afleggen op hun akkers (1) komen en ook in de Graslanden (groenlanden) (2) in het beekdal.
Zo'n dorp bestond uit een zwerm boerderijen met daartussen open ruimten en één of meer brinken, waar het vee werd verzameld.
Er was daar ook een waterplas die als drinkplaats voor het vee diende en ook kon worden gebruikt als bluswater.
De beplanting op de brinken, de erven en langs de perceelsgrenzen gaven het esdorp een groen karakter.
Bij het dorp lagen goorns (moestuinen ; Garten (Duits) ; garden (Eng)

Het dorpsgebied bestond uit de volgende drie landschappelijke eenheden:

1. De es(sen) = gemeenschappelijke akkercomplex(en)
Het esdorp en de essen lagen bij elkaar op de hogere grond langs het beekdal. De essen waren eeuwenlang de spil van de Drentse agrarische economie.
Op de essen werden de broodgranen verbouwd die de bevolking in leven moest houden. Granen waarmee men ook de pacht moest betalen en waarmee men heel soms een kleine winst kon maken op de markt. Rogge was eeuwenlang het belangrijkste gewas.
De grond werd vruchtbaar gemaakt met plaggen van het veld, in de potstal vermengd met mest.
De essen waren meestal in een aantal blokken verdeeld, en die waren weer onderverdeeld in een aantal stroken (lange, smalle percelen). Deze stroken waren privébezit.
Als de es uitgebreid werd, gebeurde dat door een nieuw blok te beginnen (blokverkaveling). Iedereen had recht op een aandeel.
De percelen op de es waren niet van elkaar gescheiden door singels of houtwallen, maar door een hoeksteen of een diepere voor. Wel werd de es als geheel vaak van de omringende heide gescheiden door een houtwal (eswal) of bosrestant om schapen buiten te sluiten en om vee bij stoppelbegrazing juist binnen de es te houden. Zo'n bosrestant zie je o.a. in Zeijen en Anloo.
(Tegenwoordig zijn de essen nog goed te onderscheiden, maar wel deels bebouwd. Hun interne structuur is wel flink gewijzigd, want het versnipperde eigendom is door ruilverkaveling geschikt gemaakt voor moderne landbouwmachines. Ook van de eswal is meestal niet veel meer over.)

2. Graslanden (groenlanden) in de beekdalen:
Dit waren de wei- en hooilanden.
De hooilanden (maden) bevonden zich in de lage, natte delen dicht bij de beek).
De weilanden (het broek) voor het rundvee, op de iets hogere, drogere delen.
Die hooi- en weilanden werden tot het begin van de 19 de eeuw niet bemest, waardoor zich daar rijk bloeiende plantengemeenschappen konden ontwikkelen.
Toen het gemeenschappelijk gebruik van de hooi- en weilanden in onbruik raakte, ging men de percelen scheiden met sloten en houtwallen. Deze dienden o.a. als veekering (zie kaart hieronder).
De hooilanden op de lage, natte delen langs de beek kregen een onregelmatige blokvormige verkaveling met sloten als veekering.
De weilanden op de hogere, drogere delen, kregen een opstrekkende verkaveling met houtwallen. Deze dwarswallen lagen loodrecht op de richting van het beekdal. Bij de weilanden moest je wel houtwallen maken, omdat ze te hoog lagen voor sloten.
(Helaas zijn tegenwoordig veel houtwallen langs die weilanden verdwenen.)

.3. Heidevelden :
Het veld: aanvankelijk waren dit bossen, waar men o.a. strooisel haalde voor de stal. Toen dit schaars werd, ging men over tot het afgraven van humus. Daaropvolgend werden hele plaggen afgegraven. Geleidelijk aan verschraalde het veld en veranderde in heide.
De droge terreingedeelten met Struikhei werden vooral door schaapskudden begraasd.
De vochtige, venige terreingedeelten met dopheide werden geplagd. Zij hadden wat meer humeus materiaal.
In de veentjes stak men turf voor eigen gebruik.
Door roofbouw of karrensporen ontstonden ook hier en daar gaten in het vegetatiedek wat leidde tot stuifzand.

.Bossen :
Daarvan bleef niet veel over. Het oorspronkelijke halfopen boslandschap was in de loop van de tijd door de boeren teruggebracht tot enkele bosrestanten rond de essen en wat oud bos in de beekdalen.
De bossen leverden hout, maar werden ook beweid.

. Schematische weergave esdorpenlandschap in Drenthe
.
• Het dorp
met een of meer es(sen) (1), groenlanden (2) en heide (3).
In dit schematisch voorbeeld zie je één es getekend. Echter de helft van
....alle esdorpen hadden er meer dan één.
Er waren op diverse plaatsen houtwallen:
.. 1. De eswal : rondom de es.
.. 2. a. De twee grenswallen evenwijdig aan het beekdal.
........... Ze dienen als afscheiding van het grasland met de heide (of essen).
....... b. De dwarswallen (lagen in het beek
dal dwars op de grenswallen)
........... Ze begrensden de eigendommen.

Bij dit oude landbouwsysteem had elk landschapsdeel zijn eigen functie in het geheel.
Groenlanden (2) en heidevelden (3) leverden voedsel voor de veestapel; de veestapel zorgde voor de bemesting van de essen (1), waarop de granen werden geteeld.
De heidevelden (3) leverden ook strooisel en plaggen voor de potstal.
De bosrestanten leverden hout, maar werden ook beweid.
Door deze samenhangen is het esdorpenlandschap een eenheid en geen verzameling losse elementen.

• De infields zijn de es(sen) (1) en de groenlanden (2) Zij lagen dicht bij het esdorp en werden relatief intensief bewerkt.
• De outfields zijn de uitgestrekte heidevelden. Zij lagen verder van de boerderijen en waren minder intensief bewerkt.

Vanuit de esdorpen was er naar buiten toe een afnemende intensiteit van het bodemgebruik. Dat liep van de essen (1), die het meest intensief werden bewerkt, via de groenlanden (2) (= wei- en hooilanden in de beekdalen) naar de heidevelden (3) (het minst intensief).

Het esdorp met de essen (1) en de groenlanden (2) maakten samen ongeveer 20% uit van het dorpsgebied, de heidevelden (3) de overige 80%.
(In de 19e eeuw was de reiziger geïmponeerd door de uitgestrektheid van de heide en was hij weer blij wanneer hij na uren lopen door de heidewoestijn weer een oase van een dorp ontdekte.)

Bij deze extensieve landbouw dient elk bedrijf over grote oppervlakten te beschikken. Die ruimte was in het oude Drenthe volop aanwezig.
Zo was bij een bedrijf met 12 ha akkers in het begin van de 19 de eeuw nog gemiddeld 25 ha groenlanden en liefst 100 ha heideveld aanwezig !
Daarop hield men zo'n 20 stuks rundvee en 80 schapen.
Om de vruchtbaarheid van 1 ha akkerland te waarborgen was dus meer dan het tienvoudige aan ander grondgebruik noodzakelijk.

Infield-outfield farming:
Infield-outfield farming is broadly defined as a type of farming system utilizing its area at two different levels of intensity: an intensively farmed infield and an outfield exploited at a low intensity.
(In het Noors noemt men ze Innmark en Utmark)
Infield = het binnengebied, d.w.z.
1. het bewerkte gebied (cultivated land; in cultuur gebrachte gebied),
2. dicht bij de boerderij.
De infield werd intensief gebruikt. Denk aan ploegen, maaien, bemesten.
Outfield = het buitengebied, de wildernis), d.w.z.
1. het onbewerkte gebied (uncultivated land ; niet in cultuur gebrachte gebied),
2. ver van de boerderij.
De outfield werd extensief gebruikt bijv. voor 't weiden van vee.



ANWB Campings:

Zie voor een overzicht anwb.nl/drenthe


Wildkamperen:
Een nachtje bivakkeren ('s avonds de trekkerstent opzetten en 's morgens weer afbreken) is geen probleem
in dit gebied.


Verdere informatie:
http://hetreestdal.nl/?p=60

www.eindjeomindrenthe.nl/


Knapzak-ABC:
Zie: https://knapzakroutes.nl/bokd/knapzak-abc/
Hier wordt het landschap uitgelegd met behulp van 60 trefwoorden.
Denk daarbij aan woorden als: boermarke, brink, celtic fields en havezate.



• Dorpsstraat .....
• De boerderijen zijn hier van het 'hallehuis' type.
Ze hebben rieten daken en vlechtwerk op het bovenste deel van de schuurwanden.



Overnachting:

Voor mooi gelegen vakantiehuisjes in de natuur
ga je naar Natuurhuisje.nl

.

 

 

... Deze wandelsite is niet-commercieel, onafhankelijk en gratis.
... Dat is enkel mogelijk door steun van de bezoekers.
...
... Heb je hier goede info gevonden, toon dan je waardering door een
... kleine donatie voor het vele werk.
... .Zo kan de website ook gratis blijven en uitgebouwd worden!

............................................... .
... • Betaal met deze knop in een paar klikken via je eigen PayPal-saldo.
... • Heb je zelf nog geen PayPal-rekening, dan kun je toch via PayPal
...... vanaf j
e creditcard geld overmaken.

....Uiteraard kun je ook doneren door overschrijving op mijn
.. ING-bankrekening:

.. IBAN : NL38 INGB 0003 5057 89
.. BIC : INGBNL2A
.. t.n.v. P. C.M. Smulders.



Andere mooiste knapzakroutes vind je op:
.
www.pietsmulders.nl/nederland_knapzakroutesdrenthe.html


. .... . .... .

LAATST BIJGEWERKT : 27-4-2021