.
|
|
. |
Innmark en utmark:
Innmark (Innfield (Eng.)=het binnengebied), d.w.z.:
1. het in cultuur gebrachte (=bewerkte) gebied,
2. dicht bij de boerderij.
3. Het is een relatief kleine oppervlakte (3% in Noorwegen).
Utmark (Outfield (Eng.)=het buitengebied, de wildernis), d.w.z.:
1. het niet in cultuur gebrachte (=onbewerkte) gebied,
2. ver van de boerderij.
3. Het is een relatief grote oppervlakte (97% in Noorwegen)
Het wordt dus extensief gebruikt bijv. voor 't weiden van vee.
Naast de fjell heb je hier ook nog bos. Dit in tegenstelling tot Engeland, waar dat door begrazing verdwenen is.
Ter verduidelijking een voorbeeld van een boerderij in het Lake District in Noord-Engeland.
• In deze tekening van een boerderij in het Lake District is het upland alles boven de Fell wall, m.a.w. de Open fell, dus de Outfield.
• Wat men in Noord-Engeland en Schotland Infield (=cultivated land; bewerkt land) en Outfield (=uncultivated land) noemt, heten in Noorwegen Innmark (3% van het land) en Utmark (97%). In Noorwegen omvat de Utmark ook nog steeds veel bos. Daar is dat niet door overbegrazing verdwenen.
. |
1. Alpien landschap in Noorwegen:
.
Alpien landschap betekent met pieken en graten tussen karen (cirques) met
steile
achterwanden.
Een extreem voorbeeld toont de Galdhøpiggen-wandeling in Jotunheimen. Staande bovenop deze berg zie je rondom je een zee van pieken, graten en kaargletsjers
Blik vanaf de top (2 469 m) van de Galdhøpiggen in het centrale deel van Jotunheimen.
Dit landschap is typisch alpien, met kaargletsjers die actief de karen uitdiepen, waarbij ze pieken (spitse bergtoppen) en graten (scherpe bergkammen) maken.
The cirque glaciers (= kaargletsjers ) are actively carving (uitdiepen) the cirques (= karen) , creating. sharp peaks (= pieken) and edges (= graten). Only cirque glaciers can form this kind of alpine landscape.
Er zijn in Noorwegen vier gróte gebieden met alpien landschap:
twee in het zuiden: Jotunheimen en Møre, en
twee in het noorden: West-Lofoten en Lyngen
(zie onderstaande kaart met reliëfvormen).
Op deze kaart staan in Zuid-Noorwegen ook nog 2 kleine gebiedjes
getekend: Dovrefjell (denk aan Snøhetta-wandeling) en Rondane.
Zij hebben allebei maar een klein centraal gedeelte dat alpien is. Het betreft slechts een tiental toppen boven de 2000 m. Zij zijn dus van een heel andere grootte dan
Jotunheimen, die er meer
dan 200 heeft.
...4 grote gebieden met alpien landschap in Noorwegen |
. |
2. Glaciaal landschap:
.
In berggebieden waar gedurende langere tijd in de winter meer sneeuw valt dan er 's zomers smelt, worden gletsjers gevormd.
Sneeuwrijke winters en koele zomers zijn gunstig voor de groei van die gletsjers.
In Noorwegen zijn er ca. 1600 gletsjers, maar ze zijn géén overblijfsel van de laatste ijstijd. Vlak na de laatste ijstijd was het klimaat veel warmer dan tegenwoordig en alle ijsresten smolten weg. De huidige gletsjers ontstonden pas tijdens de klimaatverslechtering tussen 3000 en 500 v. Chr.
. |
Drie gletsjertypen in Noorwegen:
We kunnen gletsjers o.a. classificeren naar grootte.
Van klein naar groot krijgen we dan in Noorwegen:
1. Kaargletsjers (Botnbreer):
Ze liggen in een laagte die we kaar (botn) noemen.
Kaargletsjers liggen dikwijls aan de lij - en schaduwzijde van een berg. Daar verzamelt de sneeuw zich, en smelt er relatief weinig.
Voorbeeld: de drie kaargletsjers bij mijn Snøhetta-wandeling.
De drie kaargletsjers op de Snøhetta.
Deze kaargletsjers liggen aan de oostzijde van de berg in de luwte van de westenwind.
Het lichte gebied is het oppervlak van de gletsjers in 1880. De gearceerde gebieden het huidige oppervlak. De twee grootste kaargletsjers (1 en 2) zijn sinds 1880 al in oppervlak gehalveerd.
De rode streepjeslijn is de wandelroute van Snøheim (Turisthytte) naar de hoofdtop Stortoppen.
Een goede kaart van heel Noorwegen vind je op www.norgeskart.no
Kaar .... Corrie/Cwm/Cirque (Engels) ....Botn (Noors)
STAGE 2:
STAGE 3:
|
2. Gletsjertongen / Dalgletsjers (Dalbreer):
Gletsjertongen / Dalgletsjers zijn groter dan kaargletsjers en vullen een dal.
Het zijn soms de uitlopers van kaargletsjers, meestal echter van ijskappen.
De
ijskap Jostedalsbreen zendt bijvoorbeeld tientallen gletsjertongen (uitlopers) naar beneden. Daartoe behoren o.a. de Briksdalsbreen, de Nigardsbreen en de Austerdalsbreen (zie bij mijn Austerdalen-wandeling).
Het woord dalgletsjer gebruik ik verder niet in mijn teksten.
Ik spreek alleen van gletsjertong.
3. IJskappen:
Voorbeelden:
a. Jostedalsbreen (ca. 480 km²). Dit is de grootste ijskap in Noorwegen.
Deze ligt niet op een plateau en mogen we dus ook géén plateaugletsjer noemen.
De volgende twee liggen wel op een plateau en deze ijskappen mogen we dus zowel ijskap als plateaugletsjer (Platåbre) noemen:
b. Folgefonna (ca. 200 km²)
c. Hardangerjøkulen (ca. 80 km²) Zie mijn Blåisen-wandeling.
. |
3. IJskappen en plateaugletsjers en hun gletsjertongen
Bij meerdere wandelingen loop je naar (en met een gids op) een gletsjertong. Dit laatste heet brevandring. Daarom hier een korte introductie over de belangrijkste ijskappen en hun gletsjertongen.
Een aantal ijskappen zijn plateaugletsjers. Er is dan een gemeenschappelijk accumulatiegedeelte, het 'firnplateau', dat op een betrekkelijk vlak hoog gedeelte van het plateau ligt. Haar ijs stroomt als gletsjertongen in verschillende richtingen door dalen weg.
Ice caps and plateau glaciers are a domeshaped ice body covering the underlying surface topography and with radial flow.
IJskappen in de vorm van plateaugletsjers zijn typisch voor IJsland en Noorwegen.
In Zuid-Noorwegen zijn er twee grote: (van groot naar klein)
1. Folgefonna (ca. 200 km²)
2. Hardangerjøkulen (ca. 80 km²)
( Let op ! Jostedalsbreen (ca. 480 km²) is veel groter, maar géén plateaugletsjer !)
De namen van zowel de ijskappen, plateaugletsjers en gletsjertongen eindigen op bre, fonn, is, en jøkull. Deze betekenen allemaal gletsjer.
Naast bovenstaande drie grote ijskappen zijn er in Zuid-Noorwegen nog tientallen
kleine gletsjers van 20 of minder km².
De meeste daarvan liggen in Breheimen (in enge zin) en in Jotunheimen.
Met Breheimen (in enge zin) bedoelen we het Breheimen nasjonalpark. Het ligt tussen de Jostedalsbreen en Jotunheimen. Zie kaart hieronder. (Er bestaat ook nog een Breheimen (in ruime zin). In dat geval bedoelen we het Breheimen nasjonalpark samen met de Jostedalsbreen.)
Al deze gletsjers zijn géén overblijfsel uit de laatste ijstijd van ongeveer 10.000 jaar geleden. Ze zijn pas ontstaan tijdens de klimaatverslechtering tussen 3000 en 500 v. Chr.
De grootste uitbreiding hebben de gletsjers rond 1750 bereikt.
In de jaren 1700 - 1750 heeft bijv. de Nigardsbreen zich ongeveer 4 km uitgebreid en de ernaar genoemde hoeve Nigard bedolven.
Na deze periode zijn de gletsjertongen begonnen met het slinken (terugwijken) en dat duurt nog steeds voort.
Opwarming van de aarde:
Wil je ook graag eens een wandeling maken naar of op een gletsjer (brevandring). Nu kan het nog. Men verwacht dat ze in 2100 allemaal verdwenen zijn door de opwarming van de aarde.
Ice sheets (ijsdekken): Valley glaciers: |
Jostedalsbreen (ca. 480 km²) Deze ijskap is de grootste van het Europese vasteland, (en na de Vatnajøkull (ca. 8400 km²) op IJsland de tweede grootste van Europa.) For a long time Jostedalsbreen was referred to as a plateau glacier because many experts believed that most of the ice rested on a mountain plateau or a ridge. 1. Briksdalsbreen: 2. Nigardsbreen: 3. Bøyabreen: 4. Austerdalsbreen:
|
Folgefonna (ca. 200 km²): Deze plateaugletsjer/ijskap ligt ten westen van de Hardangervidda (ten westen van Odda). Ze ligt op een schiereiland tussen de Hardangerfjord en de Sørfjord). Enkele van de wandelmogelijkheden: |
Hardangerjøkulen (bijna 80 km²): Deze plateaugletsjer/ijskap ligt aan de noordrand van de Hardangervidda.
Hardangerjøkulen heeft veel gletsjertongen.
|
.
. |
Noord-Noorwegen heeft ook 2 grote ijskappen.
1. Svartisen (ca. 360 km²):
Dit is de meest bekende.
Ze bestaat uit 2 delen: Vest-Svartisen en Øst-Svartisen.
Het oude ijs van de Svartisen is erg donker vergeleken met nieuw ijs en verse sneeuw, vandaar de naam.
De bekendste gletsjertong van de Vest-Svartisen is Engabreen.
Er zijn diepe dalen onder de gletsjer. Dus is er geen sprake van een plateau en plateaugletsjer ! (Ditzelfde verhaal geldt ook voor de Jostedalsbreen in Zuid-Noorwegen.)
Engabreen (ca. 30 km²):
Ze heeft het laagstgelegen gletsjerfront (uiteinde van de gletsjertong) van Noorwegen.
Not only does this glacier stun visitors by its beauty, but it also surprises people as it is Northern Scandinavia’s biggest glacier and is one that is closest to the sea.
It is renowned for its baby-blue sheen and the gorgeous green meltwater of Holandsfjord.
Engabreen is truly mind-blowing and a Norway glacier worth visiting.
2. Blåmannsisen: (ca. 80 km²)
Deze ligt ten oosten van Fauske vlak op de grens met Zweden.
.
. |
Hoe ontstaan gletsjers?
Gletsjers ontstaan zodra er in een jaar tijd meer sneeuw valt dan afsmelt. De sneeuw hoopt zich op en de sneeuwlagen worden door hun eigen gewicht samengedrukt tot ijs.
Het hoge deel van de gletsjer waar sneeuw accumuleerd en tot ijs wordt omgezet heet de accumulatiezone.
Het ijs wordt door de enorme druk plastisch en kan onder invloed van de zwaartekracht langzaam van de accumulatie zone naar beneden richting de afsmeltingszone stromen.
Aan het eind van de gletsjer vindt afsmelting plaats.
. |
Gletsjers bewegen:
Het gewicht van ijs zet een gletsjer in beweging. Onder druk is het ijs plastisch en kan het langzaam stromen. De meeste Noorse gletsjers bewegen zich met een snelheid van enkele cm's tot 1-2 m per dag.
Op een en dezelfde gletsjer zijn er echter grote variaties.
Zowel de dalbodem als de dalwanden remmen de ijsstroom.
De snelheid is het grootst bij de ijsvallen. Zo'n ijsval ontstaat wanneer de gletsjer een steiler deel van de ondergrond passeert. Bij de steilste gletsjervallen zijn er snelheden gemeten van 2 meter per dag.
Helemaal beneden bij het gletsjerfront en helemaal boven op de gletsjer is er weinig beweging.
Door verschillen in de snelheid in een gletsjer ontstaan strekspanningen in het ijs. De spanningen worden opgelost doordat de ijsmassa splijt. De gletsjerspleten zijn zelden dieper dan 30 - 40 m, want dieper beneden is het gletsjerijs plastisch en sluiten de spleten zich.
We zien dikwijls gletsjerspleten bij een ijsval, langs de gletsjerrand en helemaal beneden bij het gletsjerfront. Omdat deze pleten dikwijls bedekt zijn door sneeuwbruggen kunnen ze gevaarlijk zijn om te passeren.
. |
Glaciale erosie:
Two processes of glacial erosion:
plucking (= plukken) and abrasion (= schuren)
1. Plucking (= plukken)
Between a glacier and the rock underneath is a thin film of meltwater.
This water sometimes freezes, so the glacier becomes attached to the rock.
Then, when the glacier moves forward, it pulls away any loose pieces of rock.
This powerful process is called plucking (=plukken) .
(It is highly likely that the rock will already have loose fragments because of freeze-thaw weathering (vorstverwering). This is the weathering process
where water seeps
into
cracks (scheuren), freezes and expands,
gradually wedging open cracks
until the
rock breaks.)
2. Abrasion (= schuren)
Dit is het schuren van ijsmassa's (met het daarin reeds opgenomen gesteentepuin) over de onderliggende rotsbodem.
Once the glacier has plucked away pieces of rock, they become embedded (vast te zitten) in
the bottom of the glacier and scrape (schuren) and smooth (slijpen) the
rock surface as the glacier moves.
This slower process of erosion is called abrasion (schuren)
De glaciale erosie blijkt niet alleen uit de aanwezigheid van deels diepe depressies (bekkens) in landoppervlak na het smelten van het ijs, maar ook uit de stroomlijning van oorspronkelijke verhevenheden in het terrein. Omhoogstekende delen van de rotsbodem zijn tot gladde bulten geschuurd: de zgn. bultrotsen (zie tek.)
Deze langgerekte vorm in het vast gesteente kan je zeggen in welke richting de gletsjer bewogen heeft.
Bultrotsen variëren in grootte van één tot meer dan honderd meter.
Aan de stootzijde: schuren (abrasion)
Daar is de bultrots glad met een lichte stijging en dikwijls bedekt met gletsjerkrassen. Deze stootzijde werd geschuurd door in de onderkant van het ijs vastgevroren stenen en zand.
Aan de lijzijde: plukken (plucking):
Daar daalt het drukniveau en er is een opening tussen de gletsjer en het vast gesteente. Smeltwater bevriest daar opnieuw en er worden daardoor rotsblokken geplukt (losgewrikt en weggevoerd) Deze zijde heeft een afgebroken uiterlijk met steile breukvlakken.
Bultrots met gletsjerkrassen.
We kunnen de gletsjererosie berekenen door te meten hoeveel materiaal de gletsjerrivier meevoert. Onder enkele Noorse dalgletsjers is de erosie van het vast gesteente meer dan 1 mm per jaar ( 1 m per 1000 jaar).
Het materiaal dat de gletsjertong meeneemt van de ondergrond, bestaat uit een mengsel van puin, gruis, zand en klei.
Na het afsmelten van de gletsjertong, blijft het als grondmorene liggen.
Omdat het zowel heel grof (keien) als heel fijn materiaal (leem) bevat, wordt deze afzetting treffend keileem genoemd.
Het is ongesorteerd, niet afgerond, niet gelaagd en ondoorlatend. (Dus vrijwel het tegenovergestelde van het materiaal afgezet door
rivieren.)
Keileem is een van de meest voorkomende bodemsoorten in Noorwegen.
Op enkele plaatsen kan deze laag enkele meters dik zijn, maar meestal is ze minder dan 1 meter.
(Ook in Nederland kennen we keileem, namelijk in de provincie Drenthe. Het werd daar door het landijs afgezet tijdens een ijstijd.)
Soms is de keileemlaag meerdere meters dik, zoals hier in de tekening, maar meestal is het minder dan 1 m.
Wanneer de gletsjertong kortstondig oprukt, schuift hij de grondmorene voor zich uit. Wanneer het oprukken vervolgens stopt, blijft de grondmorene liggen als een eindmorenewal.
Langs de zijkant erodeert de gletsjertong de dalwanden en vormt daar de zijmorenen.
Op plaatsen waar twee gletsjerarmen elkaar ontmoeten, verzamelen de zijmorenen in een middenmorene.
Er is veel oppervlak aan keileem in Noorwegen. Dit is vrij uitzonderlijk, omdat het in de rest van de wereld weinig voorkomt.
Glacial erosion landforms:
( landforms = landvormen , reliëfvormen)
De IJstijden zijn zéér belangrijk geweest voor Noorwegen.
Daarom geef ik hier de mooie, heldere Engelstalige tekst over de glaciated-upland-landscapes.
Van enkele belangrijke reliëfvormen vind je daar ook de Noorse namen.
. |
3. Dalen en fjorden:
Hoofdstuk4
Hoofdstuk4
1. Het dwarsprofiel van voormalige gletsjerdalen is U-vormig met steile dalwanden en brede, vlakke dalbodem. Dalen en fjorden die in het Pleistoceen langdurig vergletsjerd zijn geweest, bezitten veelal een karakteristiek dwarsprofiel.
|
2. Het lengteprofiel van voormalige gletsjerdalen bestaat uit
een afwisseling van trogvormige bekkens en rotsdrempels. Bij een U-dal is de overgang tussen de dalwand en de dalbodem dikwijls bedekt met naar beneden gevallen puin dat zich verzamelt heeft in een puinhelling. De afwisseling tussen brede en smalle gedeelten in U-dalen en tussen trogvormige bekkens en rotsdrempels wordt meestal veroorzaakt de verschillen in hardheid van het gesteente. Sommige voormalige gletsjerdalen eindigen in een steile rotswand bij het boveneinde van het dal. De rivier vormt daar dikwijls een waterval en een aanpassingskloof. Bekende voorbeelden daarvan zijn: de Vøringfossen in het Måbødalen, de Trollstigen met Stigfossen in het Isterdalen, de Rjukanfossen in het Vestfjorddalen Het boveneinde van het Isterdalen met enige haarspeldbochten van de Trollstigen en de waterval Stigfossen. |
. |
Noorwegens mooiste waterval:
We zagen bij de vorige link dat er in voormalig vergletsjerde uplands veel hangende zijdalen waren met dikwijls watervallen.
Noorwegen heeft daardoor veel watervallen.
In 2014 heeft een grote landelijke krant (Dagbladet) Noorwegens mooiste waterval (Norges flotteste foss) gekozen.
Meer dan 10.000 lezers hebben gestemd.
Criteria waren: grootte, aantal bezoekers, bekendheid,
bezienswaardigheid en
last but not least toegankelijkheid.
De Top 10 zag er als volgt uit:
. 1. Vettisfossen, Utladalen/Jotunheimen
. 2. Langfossen, Åkrafjorden
. 3. Vøringsfossen, Måbødalen
. 4. Låtefossen, Oddadalen
. 5. De sju søstre, Geiranger
. 6. Mardalsfossen, Eikesdalen
. 7. Feigumfossen, Skjolden
. 8. Tvindefossen, Oppheim/Skulestadmo
. 9. Kjosfossen, aan de Flåm spoorlijn
10. Kjelfossen, Gudvangen/Flåm/Stalheim
4. Låtefossen, Oddadalen.
Deze 165m hoge, trapvormige tweelingwaterval stort 15 km ten zuiden van Odda vlak langs de Rv 13 in het Oddadalen.
Deze wandelsite is niet-commercieel, onafhankelijk en gratis. Dat is enkel mogelijk door steun van de bezoekers. Heb je zelf nog geen PayPal-rekening, dan kun je toch via PayPal vanaf je creditcard geld overmaken. Uiteraard kun je ook doneren door overschrijving op mijn |
Weet je aanvullingen en verbeteringen van deze tekst?
Graag een e-mail naar:
LAATST BIJGEWERKT : 10-2-2021