|
2 + 2 = 4 uur (zuivere looptijd).
Je stijgt slechts ca. 200 hm, waardoor heen- en terugweg ongeveer even lang duren.
Ga ook op je gemak beneden bij het gletsjermeer kijken en tel de tijd daarvoor nog bij die 4 uur op.
Lichte wandeling.
Je loopt horizontaal op twee korte klimmetjes na.
De eerste rotsdrempel is ca. 70 hm, de tweede ca. 100 hm.
Heen- en terugwandeling van parkeerplaats bij Tungestølen (Turisthytte) (op 250m) naar het gedenkteken bij het uiteinde van de gletsjertong Austerdalsbreen (op 470m).
(Deze gletsjertong ligt aan de zuidoostzijde van de plateaugletsjer Jostedalsbreen).
Het wandelpad was in 2020 niet gemarkeerd in het terrein, maar door de vele wandelaars was er een duidelijk zichtbaar pad.
Meerdere zijbeken werden met behulp van een bruggetje of plank overgestoken.
Bij de gletsjer waait dikwijls een koude wind. Denk aan wat extra kleding daarvoor.
Parkeer de auto op de parkeerplaats bij de brug.
Het laatste deel van de autorit over de smalle weg was ook al een belevenis.
ANWB Wandelgids 'Noorwegen', route 18.
Uitverkocht en nooit meer leverbaar. Zie daarom kopie hieronder.
Lees vooraf Austerdalsbreen.

.....Groen= bos .....Grijs= open gebied
Dit kaartfragment is voldoende. Je hoeft dus geen turkart te kopen.
Een goede kaart van heel Noorwegen vind je op www.norgeskart.no
We hebben hier een vlechtende rivier. Het vlechtende patroon ontstaat ten gevolge van de rijkelijke puintoevoer en de sterk wisselende waterafvoer (winter-zomer).
Routebeschrijving:
Loop over de brug en daarna omhoog naar de Tungestølen (Turisthytte). Informeer hier naar de toestand van het terrein bij de gletsjertong.
Ga vervolgens over een pad noordwaarts het Austerdalen in. Dit dal is een U-vormig gletsjerdal (zie kader verderop).
Het eerste halve uur steken we een rotsdrempel over (deze rotsige rug dwars over het dal is ca. 70 m hoog) (zie ook kader verderop) De gletsjerrivier heeft zich hier aan de oostzijde diep ingesneden (een aanpassingskloof gemaakt).
Na 15 minuten voegt het pad vanaf de parkeerplaats zich bij ons pad. Op de terugweg kunnen we dat nemen als we rechtstreeks naar de parkeerplaats willen gaan.
Weer wat later loopt het pad omlaag naar de spoelzandvlakte Breasandane (letterlijk vertaald: de gletsjerzanden).
De zijbeekjes onderweg worden overgestoken m.b.v. bruggetjes of planken.
Het noordelijke deel van de spoelzandvlakte is begroeid met zeer open en laagblijvend fjellberkenbos met als ondergroei bessenstruiken.
Kortstondige voorwaartse bewegingen van de gletsjertong zette verschillende eindmorenewallen op de spoelzandvlakte af. Dit zijn wallen van puin die aan het toenmalige gletsjerfront (uiteinde van de gletsjertong) werden neergelegd.
We passeren ook enorme rotsblokken die uit de steile dalwanden zijn gebroken.
Na 1½ uur moeten we opnieuw een rotsdrempel beklimmen. Deze is ca. 100 m hoog. Ook hier heeft de gletsjerrivier zich aan de oostzijde diep ingesneden.
Na 1.45 uur komen we bij het gedenkteken van Slingsby.
Blijf het pad nog wat verder volgen tot je twee van de drie ijsvallen (Odinsbreen en Torsbreen) in de verte ziet. Er staat daar ook een waarschuwingsbord voor gletsjers.
Om een goede indruk te krijgen van zo'n tonggletsjer loop je voorzichtig naar beneden, maar wees daar zéér alert, want bij gletsjertongen doen zich een viertal gevaren voor:
1. afbrekende ijsblokken,
2. gevaarlijke gletsjerspleten (Kom dus niet óp de gletsjertong zonder gids en gletsjeruitgrusting),
3. plotselinge vloedgolf (doordat er ijs afbreekt aan het gletsjerfront),
4. vallende stenen of rotsblokken (van de steile hellingen).
Bij Austerdalbreen waren in 2020 punt 2 en punt 4 van belang.
Het door het stromende ijs meegevoerde puin wordt als morene aangeduid. Het is een taai mengsel van keien, grind, zand, leem en klei. Aan de hand van de ligging van het puin spreekt men van:
grondmorene = puin in de bedding van de gletsjer.
zijmorene = puin aan de zijkant van de gletsjer.
eindmorene = puin aan het uiteinde van de gletsjer.
Tot slot de hele route in omgekeerde volgorde terug naar de parkeerplaats.

We staan boven op de eerste, ca. 70 m hoge rotsdrempel en kijken over de spoelzandvlakte Breasandane (letterlijk vertaald: de gletsjerzanden). Het zuidelijke deel daarvan had weinig fjellberken. Pas verderop zien we wat zeer open fjellberkenbos.
Rechts in het midden een stukje van de de vlechtende rivier Austerdalselvi.
Austerdalen is duidelijk een U-vormig gletsjerdal (brede, vlakke bodem + steile wanden).

Op de spoelzandvlakte was het noordelijke deel een zeer open fjellberkenbos. De fjellberkjes blijven hier in deze moeilijke omstandigheden klein en veelal krom.
De Duitsers noemen de fjellberk daarom Krumm-Birke ! Als ondergroei zijn er bessenstruikjes.

Slechts een keer nadert het voetpad de smeltwaterrivier. De rest van het pad blijft tamelijk ver van de rivier af. Daar is het terrein wat droger en als je de rivieroever niet volgt, hoef je geen bochten te maken.
Das grau oder weiß getrübte Wasser , das an Gletschern abfließt, wird als 'Gletschermilch' bezeichnet. Das Wasser transportiert vom Eis fein zerriebenes Gesteinsmehl (Sandpartikeln), wodurch die Mischung wenigstens an Magermilch erinnert.
De ANWB Wandelgids verderop noemt deze smeltwaterrivier meermalen foutief een beek !

Van 1430 tot 1750 was er in Noorwegen een "Kleine IJstijd". Deze periode was gemiddeld wat kouder dan de eeuwen ervoor en erna. De gletsjers schoven toen in het hele land voorwaarts.
Vanaf 1750 tot nu slinken ze weer de meeste tijd. De gletsjertong is dan ook weer kilometers korter geworden, daarnaast smaller en dunner.
Als overblijfsel van enkele kortstondige voorwaartse bewegingen zien we verschillende eindmorenewallen op de spoelzandvlakte zoals op deze foto de meters hoge wal achter de blokken. Ze werd aan het toenmalige uiteinde van de gletsjertong, neergelegd. Het materiaal daarvan is ongesorteerd (dus klein en groot door elkaar).

De zijbeekjes worden overgestoken m.b.v. houten bruggetjes en soms slechts een enkele plank.
Langs deze beken groeit wilgenstruweel.

Een schaap graast voor een enorme rotsblok. Er liggen er daar meerdere. Zij zijn uit de steile dalwanden gebroken en naar beneden gedenderd.

Het gedenkteken van Slingsby boven op de tweede rotsdrempel (deze rotsige rug dwars over het dal is ca. 100 m hoog).

Na het terugwijken (slinken) van de gletsjertong vormde zich achter de eindmorenewal een gletsjermeer met daarin grote ijsbrokken.

Je kijkt hier noordwestwaarts langs de gletsjertong Austerdalsbreen naar twee ijsvallen in de verte (In Noorwegen heeft men niet alleen watervallen, maar ook ijsvallen.) Deze foto is genomen een beetje verder dan het gedenkteken van Slingsby op de rotsdrempel. Vanaf daar zijn twee van de drie ijsvallen te zien. Ze zijn genoemd naar Noorse goden.
.
Icefall = a steep, heavily crevassed, section of a glacier where it flows over a step in the bedrock.
Een ijsval ontstaat wanneer een gletsjer een steiler deel van de ondergrond passeert. De samenhang van het gletsjerijs kan dan tot op tientallen meters diepte verbroken worden. (Dieper dan ca. 30 m gaat niet, want het ijs wordt daar zo plastisch dat de spleten zich sluiten.)

Dit waarschuwingsbord stond bij de Bødalen-wandeling.
Wees bij de gletsjer aangekomen zéér alert, want daar loeren 4 gevaren:
1. afbrekende ijsblokken.
2. gevaarlijke gletsjerspleten (Kom dus niet óp de gletsjertong zonder gids en gletsjeruitgrusting.)
3. plotselinge vloedgolf doordat er ijs afbreekt aan het gletsjerfront.
4. vallende stenen of rotsblokken van de steile hellingen.
..Austerdalen, een gletsjerdal:
Denk aan:
1. Dwarsprofiel: U-vormig.
2. Lengteprofiel: trogvormige bekkens met rotsdrempels ertussen.
(Een voormalig trogvormig bekken tussen de twee rotsdrempels is weer opgevuld met delta-afzettingen. Het is nu een spoelzandvlakte met daarop ook enkele eindmorenes.
3. Røysedalen is een hangend zijdal met waterval.

Bestudeer ook goed Austerdalsbreen. |
Hoofdstuk4
1. Het dwarsprofiel van voormalige gletsjerdalen is U-vormig met
steile dalwanden en
brede, vlakke dalbodem.
Dalen en fjorden die in het Pleistoceen langdurig vergletsjerd zijn geweest, bezitten veelal een karakteristiek dwarsprofiel.
In vergelijking met niet-vergletsjerde rivierdalen, die vaak een V-vormig dwarsprofiel hebben,
zijn de dalbodems sterk verbreed en zijn de dalwanden, althans onder in de dalen, veel steiler geworden. Het dwarsprofiel is daardoor U-vormig. Men spreekt van 'trogdalen'. (Het U-vormig dwarsprofiel wordt vaak nog geaccentueerd doordat het laagste deel van de dalbodem na de vergletsjering verder vervlakt is door:
opvulling van meren, en/of
afzetting van rivierzand en -grind.
De verbreding van de dalbodems is het gevolg van de omstandigheid dat gletsjererosie, i.t.t. riviererosie, niet beperkt is tot een smalle strook onderin het dal (de rivierbedding zelf), maar plaatsvindt over de gehele door ijs bedekte oppervlakte (dus de gehele dalbodem en het onderste deel van de dalwanden (zie fig. 2 hieronder).

The formation of a U-shaped cross-profile.
Fig. 1 Before the Ice Age:
Rivers in mountains ran down V-shaped valleys.
Fig. 2 During the ice Age:
When a glacier rumbled down the same valley the ice was so thick
that
it
was able to abrade (schuren) and pluck (plukken) the valley
floor (dalbodem) as well as the valley sides (dalwanden).
(plucking = a type of glacial erosion that occurs when ice freezes onto the landscape, ripping out rocks when it moves).
So the V-shaped valley became a U-shaped valley, with a flat
floor (bodem) and steep sides (wanden).
Its cross-profile (dwarsdoorsnede) is U-shaped (U-vormig)
Fig .3 After the Ice Age:
Now that the ice has all gone, this U-shaped valley has a river flowing
through them again. But the river is too small for this very wide
valley
and
is called misfit stream (hongerrivier).
At the valley sides (dalwanden) , scree (hellingpuin) often builds up from all the freeze-thaw weathering (vorstverwering) that has taken place on the valley sides (dalwanden) above.
Hoe diep de uitschuring is, houdt vooral verband met de hardheid van het gesteente, daarnaast de dikte en stroomsnelheid van het ijs.
Kleine zijgletsjers zijn minder dik dan de hoofdgletsjers. Daardoor zijn de dalen van kleine zijgletsjers ook veel minder diep uitgeslepen dan de hoofdgletsjerdalen waarin zij uitmonden. Dit leidt, na afsmelting, tot de aanwezigheid van 'hangende' zijdalen. (Zie tekening B)
(Bij rivier-erosie ligt de bodem van het zijdal bij de monding gewoonlijk wel op hetzelfde niveau als de bodem van het hoofddal)


A. During maximum glaciation (vergletsjering) , the U-shaped trough (trog) is filled by ice to the level of the small tributaries (zijgletsjers).
B. After glaciation the trough floor (trogbodem) may be occupied by a stream and ribbon lakes (langgerekte meren).
C. If the main stream is heavely loaded, it may fill the trough floor with alluvium (alluvium; alluviale afzetting).
D. Should the glacial trough (gletsjertrog) have been deepened (uitgediept) below sea level, it will be occupied by a deep, narrow estuary known as fjord.
Een fjord is eenzelfde reliëfvorm als een U-vormig dal, maar hier heeft de gletsjer zich zo diep ingesneden dat na het afsmelten van het ijs dit U-vormige dal met zeewater is gevuld (zie tekening D).
Je ziet dat op de fjordbodem nog geen alluviale afzettingen zijn.
Slechts bij het boveneinde van een fjord is er een begin van delta-afzettingen in de fjord. Denk bijv. aan Lysebotn; zie: www.pietsmulders.nl/dagwand

Austerdalen is a U-shaped valley (dal met een U-vormige dwarsprofiel).
|
Austerdalsbreen:
It is the most spectacular outlet glacier in Jostedalsbreen. The lower part consists of a 3.5 km long, rather flat and crevasse-poor (gletsjerspleet-arme) ice tongue in a narrow valley with more than 1000 m high, vertical mountain walls (bergwanden) on each side. The glacier tongue has a pattern of arcuate lines, so-called ogives (seen best from some distance up), and is split in the middle by a large medial moraine (middenmorene).
Ogives are transversal bands of white and blue-gray ice, respectively, below icefalls. They are a kind of "annual rings" formed due to the mixing of the ice in the icefall. The white bands represent ice having moved down the icefall in winter, having been mixed with fresh snow, while the blue-gray bands are "summer ice" with some dust mixed in.
Austerdalsbreen is feeded by three colossal icefalls (ijsvallen) with their own names; Torsbreen, Odinsbreen, and Lokebreen. Of these Lokebreen contributes only insignificantly, and the two others with roughly half each. Lokebreen earlier was continuos all the way down with the lower Austerdalsbreen, but during the general retreat in the 20th century it receded back above the mountain side, and was no longer a part of Austerdalsbreen. However, during the 1990:s it has readvanced considerably, and now it displays a 1 km wide and 500 m high icefall. It is not (yet) continuous with the lower glacier, but a lot of ice avalanches down and forms a large avalanche cone at the edge of lower Austerdalsbreen. Another hanging lobe from the ice cap high above forms another fairly large avalanche cone right opposite Lokebreen.
Odinsbreen is the left one of the two large icefalls; it is like an enormous cascade of ice (trapvormige ijsval) , 400 m wide and 800 m high. This icefall has a relatively even slope and width and emanates power.
Its neighbor, Torsbreen, is of another kind. It is up to 900 m wide, 700 m high, even steeper than Odinsbreen, and radiates untamed savagery. The ice cascades down in a narrow cleft and at the same time is twisted around like a breaking wave. Here ice avalanches go often, particularly from a large protruding tongue above the cleft. The glacier was named after this, after Tor (Thor), the god of thunder.
The upper parts of Austerdalsbreen, above the icefalls, are relatively even.
During the "Little Ice Age" (between 1430 and 1750) Austerdalsbreen too advanced (oprukken) much; as its most extended it stood in a position roughly in the middle of Austerdalen, some 2.6 km from where the front (uiteinde) is today. During the 19th century Austerdalsbreen retreated (terugtrekken) only slightly, and it was first well into the 20th century when it, like other glaciers, started retreating rapidly. During the middle of the 20th century the glacier disappeared behind a mountain ridge in the valley bend (de rotsdrempel) , so that you can no longer see it until you pass the bend and are almost at it. Since Austerdalsbreen has a quite large tongue it took some time before the increased snow volumes in the last years of the century came into effect, but now the glacier snout (gletsjerfront) of Austerdalsbreen has begun advancing again.
Austerdalsbreen has an unusually large, some 200 m wide, area covered by debris (puin) at its snout (gletsjerfront). It can not be just a "push moraine" - a wall of rock and gravel which the glacier pushes ahead of itself, bulldozer-like, when it advances - it is too large for this. Probably it is a slab of earlier stagnant, debris-covered ice, which had been disconnected from the tongue during the earlier retreat but had not had time to melt away, but which now is pushed forward by the pressure from the yet again advancing ice behind.
Austerdalsbreen was the last of the great outlet glaciers in Jostedalsbreen to be discovered. Its tongue was known of course, but no one had passed the valley bend, so the inner part with the icefalls was a white spot on the map. (klinkt ongeloofwaardig ! ) However, on August 11, 1894 the Englishmen William Cecil Slingsby and Cyril Todd together with the mountain guide Mikkel Mundal started up Austerdalen from Tungestølen. They rounded the bend and entered what Slingsby called "the finest ice-scenery in Europe". The three of them made their way to the foot of the icefalls, and with rather much difficulty managed to climb up the mountain ridge between Lokebreen and Odinsbreen. Well up they saw tracks in the snow from Kristian Bing, a lawyer from Bergen, who on the same day had come from the other direction, climbing down to Austerdalsbreen, and with whom they had to share the glory. Then they continued across the snow plateau to Olden. Today this is considered the very finest of all Jostedalsbreen crossings, and an extremely demanding hike. On the other hand it takes just a little more than a hour´s walk from Tungestølen to reach the snout of Austerdalsbreen.
Verdere info over gletsjers in Scandinavië vind je op:
http://glacierglen.ljungstrand.se/GlacierGlenE.html
Ze hebben daar ook een glossary
Kopie uit voormalige ANWB Wandelgids 'Noorwegen', derde druk, 2011.
Deze gids is alleen nog antiquariatisch verkrijgbaar.
Er staan fouten in de tekst die in de laatste druk van Dumont Wanderführer Norwegen verbeterd zijn. Bijv.
op blz 88 rechtsonder spreekt men hier van een gletsjerbeek, wat gletsjerrivier moet zijn. 
Bron: ANWB Wandelgids Noorwegen, derde druk 2011.

Bron: ANWB Wandelgids Noorwegen, derde druk 2011.

Bron: ANWB Wandelgids Noorwegen, derde druk 2011.
Deze wandelsite is niet-commercieel, onafhankelijk en gratis. Dat is enkel mogelijk door steun van de bezoekers.
Heb je hier goede info gevonden, toon dan je waardering door
een kleine donatie voor het vele werk.
Zo kan de website ook gratis blijven en uitgebouwd worden!
Betaal met deze knop in een paar klikken via je eigen PayPal-saldo.
Heb je zelf nog geen PayPal-rekening, dan kun je toch via PayPal vanaf je creditcard geld overmaken.
Uiteraard kun je ook doneren door overschrijving op mijn
ING-bankrekening:
IBAN : NL38 INGB 0003 5057 89
BIC : INGBNL2A
t.n.v. P. C.M. Smulders. |
Zie voor andere dagwandelingen
Zuid-Noorwegen:
www.pietsmulders.nl/noorwegen......html
LAATST BIJGEWERKT : 9-2-2021.
|
|